Skip to main content

De oude PAS in een nieuwe jas?

De subsidieregelingen Lbv en Lbv-plus zijn inmiddels alweer ruim twee maanden open. Het is nog onbekend hoeveel en welke veehouderijlocaties uiteindelijk gebruik maken van de deelnamemogelijkheden aan de regelingen.

Het is daarom nu nog niet in te schatten hoeveel en waar dat er stikstofruimte vrijkomt. De overheid heeft natuurlijk de wettelijke taak op zich genomen om de PAS-melders te legaliseren, maar heeft daarvoor wel stikstofruimte nodig, deels afkomstig uit bronmaatregelen, waaronder de Lbv en Lbv-plus.

Subsidieregelingen benutten voor legalisatie PAS-meldingen?

In de Kamerbrief van 24 april 2020 is een maatregelenpakket, als onderdeel van de structurele aanpak stikstof, opgenomen. Hierin staat bijvoorbeeld de bronmaatregel ‘Landelijke beëindigingsmaatregel’.

De Landelijke beëindigingsmaatregel is reeds uitgekristalliseerd tot de (twee) vrijwillige Lbv- en Lbv-plus subsidieregelingen (hierna: ‘regelingen’) die op 3 juli 2023 open zijn gegaan.

De regelingen fungeren hoofdzakelijk als instrument om tot stikstofreductie te komen. Een bijkomend neveneffect van de regelingen is dat de stikstofruimte die vrijkomt als direct gevolg hiervan – eventueel én pas na de additionaliteitstoets – kan worden benut voor andere doeleinden, zoals prioritaire projecten van nationaal belang, bijvoorbeeld legalisatie van de PAS-melders.

In mijn optiek moeten we ervoor waken dat we niet weer onbedoeld een (look-a-like) PAS-situatie creëren waarmee we nu al ruim 4 jaar te kampen hebben. Hierna ga ik in op een scenario waarbij er ‘gevaar’ op de loer ligt.

AERIUS Check

Voordat de veehouderijlocatie wordt aangemeld voor deelname aan (een van) de regelingen dient er eerst en met behulp van het rekeninstrument AERIUS Check een berekening te worden gemaakt. Hieruit volgt of dat de veehouder in aanmerking komt voor (een van) de regelingen.

In beginsel geldt 2021 als referentiejaar bij de berekening. De berekening is gebaseerd op de gegevens over het (gemiddeld) aantal dieren, soort dieren en het huisvestingssysteem.

Inzet stikstofruimte

De stikstofruimte die beschikbaar komt via de deelnemende veehouderijlocaties kan en zal indien mogelijk worden ingezet voor o.a. de legalisatie van PAS-melders. De inzet/toebedeling van stikstofruimte aan een PAS-melder verdient nadrukkelijk de aandacht. Het mag niet weer (op vergelijkbare wijze) misgaan, zoals in het PAS-tijdperk door stikstofruimte ‘op de pof’ uit te geven.

Dat de berekening van 2021 is gebaseerd op de werkelijke praktijksituatie uit 2021 is vanuit bijvoorbeeld de rol van de overheid bezien op het aspect handhaving en toezicht begrijpelijk. Deze gegevens zijn immers vlot en vrij nauwkeurig verifieerbaar. De kans op fouten maken lijkt klein wanneer het gaat om simpele kwesties als staarten tellen en het checken van de stallijst en het huisvestingssysteem van de deelnemende veehouderijlocatie.

Wanneer een PAS-melder deelneemt aan een regeling is het wel opletten geblazen. Het gegeven dat de PAS-melder (vanwege de overheid) feitelijk niet legaal zijn activiteiten ontplooit, maakt nog niet dat de PAS-melder is uitgesloten van deelname aan de regeling. Voor deelname aan een regeling is het namelijk irrelevant of dat er op de deelnemende locatie een melding/natuurvergunning of toestemming anderszins aanwezig is. Ik vraag me af hoe dit uitwerkt in geval van deelname door PAS-melders.

Linksom of rechtsom?

Gaat men uit van de gegevens uit 2021? Dan ontstaat wellicht een vergelijkbare situatie als die we hebben leren kennen nadat de PAS op 29 mei 2019 is afgeschoten, omdat de overheid dan vrijgemaakte stikstofruimte van de PAS (dus feitelijke op basis van een illegale situatie) op een locatie elders gaat legaliseren.

Gevolg? Er wordt een nieuw donker hoofdstuk toegevoegd aan het (figuurlijke) boek ‘Stikstofproblematiek’ met de MOB en de veehouderijbedrijven die met legalisatie geholpen leken te worden als lijdend voorwerp.

Gaat men uit van (voor zover aanwezig) de referentiesituatie voorafgaand aan de PAS-melding? Dan zal de uiteindelijk vrijgemaakte stikstofruimte waarschijnlijk (fors) minder bedragen dan gehoopt en verwacht tegelijkertijd.

Gevolg? Meer veehouderijen zijn met subsidie beëindigd en minder PAS-melders
kunnen worden gelegaliseerd.

We blijven het stikstofdossier zoals altijd nauwlettend volgen en houden u verder op de hoogte. Vragen? Bel of mail een van onze deskundigen. Zij staan u graag te woord.

Aanpak piekbelasting van start: kans of bedreiging?

Vanaf 3 juli 2023 zijn de eerste twee regelingen opengesteld die vallen onder de Aanpak Piekbelasting. Dit betreft de ‘woest aantrekkelijke’ landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (kortweg: Lbv-plus.) en de ‘gewone’ Lbv regeling.

Nog te verwachten zijn de volgende regelingen:

  • Maatregel Gerichte Aankoop en Beëindiging Veehouderijen nabij natuurgebieden (MGAB) (eind 2023)
  • Ondersteuning voor extensiveren (najaar 2023)
  • Verplaatsingsregeling (eind 2023)
  • Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen(Sbv) (eind 2023)

Naar mijn mening is het een gemiste kans van de overheid om niet alle regelingen tegelijkertijd open te stellen. Dit zal ongetwijfeld te maken hebben met de politieke druk vanuit Den Haag op het stikstofdossier.

Ondersteunend aan alle regelingen is de onlangs opgerichte Nationale Grondbank. Hier zit overigens nog geen grond in. De bank moet gevuld worden vanuit gronden die door stoppers of verplaatsers worden aangeboden. De grondbank zal in dat geval optreden als marktpartij waarbij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) eigenaar en beheerder van de gronden wordt.

Lbv-plus

Volgens minister Van der Wal is de Lbv-plus regeling de beste regeling die er is en zal er ook geen betere komen. Toegegeven, hij is voor sommige agrariërs ook heel royaal en biedt dus zeker kansen voor deze groep.

Een belangrijk aspect dat weinig aandacht krijgt in de media maar wel veel invloed heeft op de keuzen die in de regeling zijn gemaakt, betreft het feit dat hier sprake is van een subsidieregeling. In de volksmond wordt de regeling de ‘opkoop- of uitkoopregeling’ genoemd. Dit is echter in deze regeling niet aan de orde. De overheid koopt niets maar verstrekt een subsidie voor het beëindigen.

Een agrariër kan in aanmerking komen voor de Lbv-plus regeling indien zijn bedrijf een ‘stikstofvracht’ heeft van 2500 mol/ha/jr op één of meerdere overbelaste Natura-2000 gebieden, gebaseerd op het gemiddeld aantal dieren in 2021 (of een ander jaar indien 2021 niet representatief is) en de afgelopen 5 jaar onafgebroken vee heeft gehouden en mocht houden.

Dit kan de agrariër zelf berekenen met behulp van de AERIUS Check. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij hiervoor wel een adviseur nodig want het is erg belangrijk dat hier de juiste gegevens worden ingevoerd en die zullen voor de meeste agrariërs geen dagelijkse kost zijn.

Indien uit deze berekening blijkt dat het bedrijf voldoet aan de lat van 2500 mol/ha/jr dan kan een subsidieaanvraag ingediend worden.

De regeling staat overigens alleen open voor landbouwbedrijven met productierechten gebonden vee en kalverbedrijven. Alle andere typen bedrijven zullen moeten wachten op de MGAB regeling (want de gewone Lbv regeling is ‘slechts’ open voor alleen de productierechten gebonden sectoren). Hier valt de kalverhouderij dus buiten.

Vergoedingen

Deelnemers aan de Lbv-plus regeling ontvangen een vergoeding van 120% van de gecorrigeerde vervangingswaarde per m² stalverblijf van de dierenverblijven.

Per diercategorie is een aparte afschrijvingstabel gemaakt door de Universiteit van Wageningen. Deze dierenverblijven moeten worden gesloopt en hiervoor wordt een aanvullende vergoeding betaald van € 45,- per m² dierenverblijf.

Belangrijk om te vermelden is dat ook alle voeropslagen en mestopslagen dienen te worden gesloopt. De vergoeding hiervoor wordt geacht te zijn opgenomen in de vergoedingen per m² dierenverblijf.

Slopen van de dierenverblijven en opslagen is verplicht tenzij er een ontheffing gegeven wordt door RVO. In dit geval zal echter voor de m² die blijven staan geen vergoeding worden betaald. Dit voelt heel tegenstrijdig, het ging immers toch om de dieren? De achtergrond ligt in het feit dat er sprake is van een subsidieregeling die gestandaardiseerd is. Een onbevredigend antwoord maar een ander antwoord is er niet.

Naast de vergoeding voor de stal krijgt de agrariër ook een vergoeding voor 95% van zijn fosfaatrechten of 80% van zijn pluimvee- of varkensrechten. Deze rechten worden doorgehaald en zijn gebaseerd op het aantal benodigde rechten voor het gemiddeld aantal dieren in 2021.
Eventuele overgebleven rechten kunnen worden verkocht aan een collega veehouder of meegenomen worden naar een andere locatie die reeds in eigendom is.

De bij het bedrijf behorende grond kan alternatief worden aangewend, in (erf)pacht worden uitgegeven of worden verkocht.

Beroepsverbod

Het beroepsverbod is ook in de definitieve regeling onderdeel van deelname aan de regeling.

Een veehouder die meedoet mag op de locatie geen vee meer houden (uitgezonderd kleinschalige nieuwe activiteit).

Daarnaast mag hij in de gehele EU geen nieuw bedrijf in dezelfde diercategorie meer starten of overnemen. Dit geldt tevens voor alle maten of vennoten.

Een zwaar middel naar mijn mening en heel impactvol voor bedrijven die mogelijk een opvolger hebben. Mijn inschatting is dan ook dat deze groep niet zal kiezen voor deze regelingen en zal wachten op de verplaatsingsregeling.

Bestemmingswijziging

Voor de groep die wel gebruik wil maken van de regeling ligt er nog een ander traject voor de boeg.

Op de agrarische locatie mogen immers in beginsel geen landbouwhuisdieren meer worden gehouden. Een uitzondering hierop is de mogelijkheid tot het houden van dieren die in totaal minder dan 15% van de oorspronkelijke emissie veroorzaken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het starten van een zorgboerderij met enkele dieren.

De locaties zullen een aantekening krijgen in het omgevingsplan en er zal een nieuwe bestemming moeten worden vastgesteld die past binnen het planologisch kader. Gemeenten worden door het Rijk aangespoord om hieraan mee te werken, een eventuele waardestijging als gevolg van een bestemmingswijziging komt ten goede aan de eigenaar.

Het is dus zeer belangrijk om hier vooraf goed over na te denken.

Zaakbegeleiders

Indien een agrariër meedoet aan de regeling dan krijgt hij indien gewenst op kosten van de overheid een zaakbegeleider toebedeeld. Deze zal hem/haar helpen om de regelingen zo goed mogelijk te benutten en daar waar mogelijk te combineren.

Daarnaast zal hij ook bij de gemeente meehelpen duwen om de nieuwe activiteit vergund te krijgen. De overheid heeft in dit kader geleerd van de aanpak met betrekking tot de bevingsschade in Groningen. Daar werden de deelnemers aan hun lot over gelaten.

Verschillen tussen de regelingen

De verschillen tussen de regelingen zijn in beeld gebracht in deze afbeeldingen:

Conclusie

Een ondernemersplan is de belangrijkste basis voor de keuze om deel te nemen aan de Lbv-plus of Lbv regeling.

Wil je door als boer in dezelfde sector? Wacht dan op de verplaatsingsregeling.

Heb je geen opvolger of kun je je ondernemerschap ook in een andere sector kwijt? Dan is het zeer de moeite waard om uit te zoeken of het voor jouw bedrijf interessant is om mee te doen. De regeling is voor deze groep agrariërs naar mijn mening goed en biedt direct perspectief op iets nieuws.

Belangrijk is om je goed bij te laten staan bij de keuzes die gemaakt worden. De keuzen die aan de voorkant gemaakt worden bepalen voor een groot deel de uitkomst.

Oplossingsperspectief veehouders

De aangekondigde beëindigingsregelingen doen veel stof opwaaien en moeten soelaas bieden om het ‘stikstofprobleem’ de kop in te drukken. Voor veehouders die overwegen te stoppen, of geen opvolgers hebben, vormen de opkoopregelingen misschien wel een kans. Maar hoe zit het met onze veehouders van de toekomst in Nederland?

Veehouders van de toekomst kunnen gebruikmaken van regelingen die, jammer genoeg, pas op een later moment dan de beëindigingsregelingen worden opengesteld (vanaf eind 2023).

De overheid beschouwt de instrumenten als mogelijk oplossingsperspectief
voor de Nederlandse veehouderij. Het gaat om innovatie, extensiveren, omschakelen en verplaatsen. Dit vergt nogal wat aanpassingen in en van de veehouderijsector.

Veehouders gaan de uitdaging om overeind te blijven in het stikstofmoeras niet uit de weg. Aan motivatie, aanpassings- en doorzettingsvermogen lijkt geen gebrek. Deze groep ondernemers weet maar al te goed dat ‘verandering’ tijd én geld kost. De verandering moet wél bedrijfseconomisch verantwoord zijn. Een hulpinstrument bij het stimuleren van meer (financieel) verantwoorde verandering is subsidieverstrekking.

1. Innovatie

Er komt een subsidieregeling voor verduurzamingsinvesteringen in stalmaatregelen. Om welk ’type maatregels’ het gaat, is nog onbekend. Logischerwijs zal het (niet uitputtend) gaan om investeringen in technieken die bijdragen aan emissiereductie. Vooralsnog lijkt de innovatieregeling slechts bestemd voor een beperkte doelgroep, namelijk de veehouders die ook aan de Lbv-plus kunnen deelnemen. De vergoeding bedraagt een subsidie tot maximaal 80% van het investeringsbedrag maar bieden geen garantie dat de overheid in een later stadium niet alsnog aan de deur klopt voor een beëindiging.

Omwille van de beoogde en maatschappelijk breed gedragen wens om de (benodigde?) verduurzamingsslag te intensiveren, vind ik het opmerkelijk dat voorlopers uit (sub-) sectoren op voorhand niet in aanmerking komen voor de subsidie die stimuleert tot actie. Zeker als je bedenkt dat niet alle veehouders in de praktijk kunnen extensiveren en/of omschakelen. Een hulpinstrument in de vorm van subsidie zou daarom meer dan welkom zijn voor de vooruitstrevende groep ondernemers die milieu, natuur en omgeving hoog in het vaandel heeft staan.

Openstelling van de innovatieregeling is voorzien in het najaar van 2023, maar hangt samen met de mate van voortvarendheid waarmee de (juridische en staatssteun-) procedures worden doorlopen. De tijd zal leren of het bij de gemiste kans blijft om alleen de Lbv-plussers in de gelegenheid te stellen tot deelname aan de innovatieregeling of dat de doelgroep toch nog verruimd wordt.

2. Extensiveren

Extensiveren betekent kortweg ‘meer grond per dier’. Extensiveren is op een paar manieren te bewerkstelligen, namelijk door de veestapel te verkleinen en/of het areaal landbouwgrond te vergroten. Hoe je het ook wendt of keert, extensiveren brengt extra kosten met zich mee. De extra kosten ontstaan door de afnemende productiviteit en/of efficiëntie (in de verhouding) op bedrijfsniveau tussen de factoren ‘dier’ en ‘grond’.

Ten eerste is er een Nationale Grondbank opgericht. Deze bank is gevuld met gronden die het Rijk op vrijwillige basis heeft aangekocht. Het gaat om een dynamische bank die bijdraagt aan enerzijds de extensivering van de veehouderij, terwijl anderzijds ook verplaatsing (onder 4) kan worden gefaciliteerd. Dit houdt in dat er nog aan te kopen gronden worden toegevoegd, maar ook weer worden uitgegeven aan agrariërs.

Ten tweede heeft de overheid een hectaresteun ter financiële compensatie voor melkveehouders bedacht. Het gaat alleen om bedrijven in of nabij veenweide- en Natura 2000-gebieden die te maken krijgen met extra kosten en/of lagere opbrengsten door te extensiveren. De subsidieaanvrager moet voldoen aan de volgende eisen:

  • Extensiveren tot 1,5 of 1,0 grootvee-eenheden (GVE) per ha;
  • Veel weidegang; dit komt neer op > 1.500 of 3.000 uur/jaar.

De subsidie zal maximaal (circa) € 1.000,-/ha/jaar bedragen. Voormeld subsidiebedrag kan worden aangevuld met een financiele tegemoetkoming in de samenwerkingskosten (pachtcontract, grondkamerkosten, extra administratiekosten?).

Het streven is om de regeling in het najaar van 2023 open te stellen. De overheid voorziet echter een (praktisch) knelpunt: de krappe uitvoeringscapaciteit bij RVO.

3. Omschakelen

Het derde instrument is ‘omschakelen’. Omschakelen betekent i.c. het zodanig aanpassen van de bedrijfsvoering dat stikstofemissies dalen.

Als veehouders op het punt zijn gekomen dat zij de bedrijfsvoering wel willen veranderen, blijkt het meer dan eens onverantwoord en/of onhaalbaar om daadwerkelijk de stap naar een andere bedrijfsvoering te maken. De crux zit hem dan ook vaak in de financiële component, want ondernemers hebben in de omschakelperiode van de ‘oude’ naar de ‘nieuwe’ bedrijfsvoering te maken met hoge(re) kosten, terwijl de opbrengsten veelal gelijk zullen zijn in deze periode vergeleken met de periode voorafgaand aan de omschakeling.

Dit lijkt me een plausibele reden voor ondernemers om hun voorgenomen omschakeling kritisch tegen het licht te houden. De overheid is van plan om financieel gunstige leningen (Investeringsfonds Duurzame Landbouw; IDL) en borgstellingen (Werkkapitaal-regeling Omschakelprogramma) beschikbaar te stellen aan en ten behoeve van veehouders van alle diersoorten.

Later dit jaar wordt een besluit verwacht omtrent de openstelling van de definitieve IDL voor 2024 en verder.

4. Verplaatsen

De verplaatsingsregeling biedt kansen voor veehouderijen die zijn aan te merken als ‘piekbelaster’.

Het gaat om een subsidieregeling waarmee een vrijwillige bedrijfsverplaatsing van de huidige locatie naar een vrijkomende c.q. nieuwe locatie kan worden bewerkstelligd, zonder dat hierbij nieuwe milieuproblemen optreden.

De verwachting is dat maximaal 100% van de kosten van de verplaatsing worden vergoed, welk bedrag wordt vermeerderd met een subsidie van hoogstens 80% voor eventuele modernisering op de nieuwe locatie. De overheid streeft naar openstelling van de verplaatsingsregeling per eind 2023.

Informeer vrijblijvend naar de mogelijkheden voor uw bedrijf. Wij gaan graag met u in gesprek.

Loon na wachten op MGA-2?

De langverwachte tweede tranche van de Maatregel Gerichte Aankoop (hierna: ‘MGA-2’) komt eraan. Wie kunnen deelnemen? Wat zijn de voorwaarden? En welke vergoeding staat er tegenover de deelname? Meer weten? Lees dan verder…

MGA-2 – Regeling provinciale aankoop en beëindiging veehouderijen nabij natuurgebieden tranche 2

Voor wie? 

Het deelnamebeleid is erop ingericht dat alle veehouders kunnen deelnemen. Dit betekent dat ook bedrijven zonder productierechten kunnen deelnemen. Dit in tegenstelling tot de LBV-regeling (en LBV-plusregeling, waarbij ook vleeskalverhouders worden betrokken).

De overheid beschouwt de MGA-2 als vangnetfaciliteit voor veehouders die niet in aanmerking komen voor deelname aan de LBV- of LBV-plus regelingen (zie mijn blog Deelnemen aan de woest aantrekkelijke opkoopregeling of toch niet?).

Deze beschouwing komt overeen met de inhoud van de conceptregeling d.d. 9 mei 2022. De aanpak is gericht op deelname van zoveel mogelijk veehouders/veehouderijbedrijven, zoals blijkt uit de conceptpublicatie met bijbehorende Toelichting.

Vergoeding? 

De deelnamebereidheid hangt sterk samen met de (uitwerking van de) financiële aspecten in de praktijk. De hoogte van de vergoeding, maar vooral het uiteindelijke nettoresultaat (na belasting) zijn actuele vraagstukken met hoge praktijkrelevantie.

De taxateur (die in opdracht van de provincie werkt) heeft de taak om de marktwaarde in beeld te brengen. De onderstaande waardecomponenten komen voor vergoeding in aanmerking:

  1. Productierecht (indien van toepassing);
  2. Waardevermindering bedrijfsgebouwen (en eventueel landbouwgrond);
  3. Aankoop bedrijfsgebouwen (en eventueel landbouwgrond);
  4. Gehele of gedeeltelijke sloop van bedrijfsgebouwen.

De deelnemende bedrijven ontvangen 100% van de (getaxeerde) marktwaarde. De MGA-2 wijkt op dit aspect af van de (waarderings)methode die bij de LBV(-plus) regeling van toepassing is. Deelnemers aan de LBV(-plus)regelingen hebben namelijk het recht op respectievelijk 100% tot 120% van de gecorrigeerde vervangingswaarde.

Voorwaarden

Deelnemers moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden om voor de specifieke uitkering in aanmerking te komen. De provincie is contractpartij en dient derhalve te waarborgen dat de bedrijfsbeëindiging leidt tot een blijvende vermindering van de stikstofemissie vanaf de (voormalige) veehouderijlocatie.

De deelnemende veehouderij is verplicht om binnen één jaar na het sluiten van de overeenkomst met de provincie te bewerkstelligen dat:

  • de veehouderijactiviteiten zijn beëindigd;
  • de meststoffen vanaf de locatie zijn verwijderd;
  • de productierechten zijn komen te vervallen;
  • de vigerende milieutoestemming(en) en/of natuurvergunning inzake de ’te beëindigen veehouderijactiviteit(en)’ moet(en) zijn ingetrokken OF aangepast. Op de veehouderijlocatie mag maximaal 15% van de stikstofemissie die voor deelname was toegestaan, ‘achterblijven’;
  • het bevoegde bestuursorgaan van de gemeente, waar de veehouderijlocatie is gelegen, een verzoek heeft ontvangen inzake ‘bestemmingswijziging’ ter plaatse;

Daarnaast voorziet de overeenkomst erin dat binnen 28 maanden na het sluiten van de overeenkomst, de bedrijfsgebouwen zijn gesloopt of (ten minste) de productiefaciliteiten die onlosmakelijk met de veehouderijactiviteiten zijn verbonden, zijn verwijderd.

Verder geldt dat de provincie zorgdraagt voor het vastleggen van gebruiksvoorwaarden van de landbouwgrond, voor zover dat er ook landbouwgrond bij de overeenkomst is betrokken.

Een aanvullende (verplichte) voorwaarde is dat in de overeenkomst een bepaling is opgenomen omtrent het verbod op het houden van een niet-productierechtgebonden veehouderij elders in Nederland. De vorige zin ziet zowel op zelfstandige uitoefening, als op deelneming in een personenvennootschap of samenwerkingsverband.

De overheid verwacht de definitieve MGA-2 regeling eind 2023 te publiceren, met het doel de regeling begin 2024 open te stellen.

Mijn advies aan de veehouders luidt: laat u goed adviseren over de (on)mogelijkheden van MGA-2 en andere opkoop- en beëindigingsregelingen.

Wilt u meer weten? Neem gerust contact op met een van onze deskundigen. Zij vertellen u graag meer.

Deelnemen aan de woest aantrekkelijke opkoopregeling of toch niet?

Stikstof en de opkoopregelingen worden veelal in één adem genoemd.

Lange tijd bleef het slechts bij de conceptpublicaties van reeds eerder aangekondigde (nadere) opkoopregelingen. Er was wel veel media-aandacht en de 1e tranche van de ‘Maatregel Gerichte Aankoop’ is uitgevoerd. Maar nu lijkt het een en ander eindelijk een vervolg te gaan krijgen.

Inmiddels zijn de benodigde Europese notificatieprocedures in verband met een toets op staatsteunaspecten afgerond.

Het kabinet verwacht de definitieve versies van opkoopregelingen eind mei 2023 te publiceren en deze in juli 2023 open te stellen. Meer weten? Lees dan verder!

LBV – Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties

Voor wie?
Aan de LBV-regeling kunnen bedrijven deelnemen die diersoorten hebben waarvoor productierechten nodig zijn. Dit zijn melkvee-, varkens- en pluimveebedrijven.
In de concept toelichting (10 mei 2022) is opgenomen dat de doelgroep circa 10.000 locaties bedraagt.

In de ministerbrief ‘Uitwerking piekbelastersaanpak en voortgang PAS-melders’ d.d. 10 februari 2023 is vermeld dat de doelgroep van deze regeling een landelijke spreiding kent. Ruim 10 procent van de veehouderijlocaties rond kwetsbare Natura 2000-gebieden kan aan de toetredingseis voor de regeling voldoen. De toetredingseis is nog onbekend voor het publiek.

Hoewel er tussen het aantal locaties dat voor deelname in aanmerking komt volgens de concept regeling en de ministerbrief discrepantie lijkt te bestaan, is het in elk geval wel duidelijk dat het aantal potentiële deelnemende locaties een aanzienlijk aantal betreft.

Vergoeding? 
Deelnemers ontvangen een tweeledige bijdrage.

De eerste bijdrage ziet op een vergoeding voor het verlies van de waarde van de productiecapaciteit. Dit zijn stallen, mestkelders en silo’s, sleuf- en voersilo’s. De waardebepaling gebeurt op basis van de taxatiemethodiek ‘gecorrigeerde vervangingswaarde’. Hiermee vindt vaststelling van de waarde plaats aan de hand van ‘normbedragen’ (per m²) behorende bij (de romp van) het object.

De tweede bijdrage ziet op een vergoeding voor het geheel/gedeeltelijk laten vervallen van het productierecht. De minister stelt vóór openstelling van de regeling de actuele verkoopwaarde van het productierecht vast. De te ontvangen subsidie bedraagt 100% van de vastgestelde verkoopwaarde. Zodoende zit de ‘winst’ voor de deelnemende melkveehouders in de gelijke bruto-netto hoeveelheid fosfaatrechten.

Ten overvloede, bij een onderlinge overdracht van fosfaatrechten tussen veehouders vindt er 10% afroming plaats op basis van de over te dragen bruto hoeveelheid.

Voorwaarden
De veehouderij moet voldoen aan bepaalde voorwaarden om in aanmerking te komen voor het volledige subsidiebedrag.

Zo is sprake van een gefaseerde sluiting van de locatie. Hierbij geldt dat na sluiten van de overeenkomst:

  • binnen 12 maanden alle dieren en (vaste en drijf)mest moeten zijn afgevoerd;
  • binnen 28 maanden de productiecapaciteit moet zijn gesloopt.

De veehouderij dient via RVO zijn productierecht (fosfaat-, varkens- of pluimveerecht) te laten doorhalen, zodat deze (grotendeels) komt te vervallen.

Om subsidiegelden doelmatig in te zetten, in samenhang met de overheidswens dat de hieruit voortvloeiende effecten op milieu- en leefklimaat een blijvend karakter moeten hebben, moet de veehouder meerdere (publiekrechtelijke) stappen te ondernemen.
De veehouder moet de omgevingsvergunning (beperkte)milieu(toets) of de vergunning o.g.v. artikel 2.7 tweede lid Wnb in laten trekken of zodanig laten aanpassen dat er geen veehouderijactiviteiten meer plaatsvinden op de deelnemende bedrijfslocatie.

Het is toegestaan om niet meer dan 15% van de oorspronkelijke emissie te behouden ten gunste van de nieuwe activiteit. De veehouder moet een bestemmingsplanwijziging in gang zetten, waarbij als harde voorwaarde geldt dat de gemeente het verzoek van de veehouder tot wijziging van het bestemmingsplan in behandeling genomen heeft.

Dan is er nog de (onontkoombare) contractuele afspraak met de Staat die ziet op het niet langer mogen uitoefenen van een veehouderijactiviteit. Deelname aan de LBV-regeling heeft een beroepsverbod tot gevolg voor de maten/vennoten en aandeelhouders en bestuurders van respectievelijk een samenwerkingsverband en vennootschap. Uit de conceptpublicatie valt niet op te maken of de reikwijdte van het beroepsverbod zich strekt tot ‘alleen’ Nederland, of misschien ook geldt voor andere landen binnen de EU, zoals het geval zal zijn bij de LBV-plus regeling.

Minister Van der Wal schetst de hoofdlijnen van de stikstofaanpak in haar Kamerbrief ‘Voortgang aanpak landelijk gebied en de opvolging van de uitspraak van de Raad van State over Porthos’ d.d. 25 november 2022.

Bedrijven die ‘piekbelaster’ zijn, moeten iets doen in het kader van stikstofreductie, maar kiezen zelf of zij hun uitstoot terugdringen via (combinaties van) innoveren, omschakelen, verplaatsten, danwel stoppen, blijkens de Kamerbrief ‘Uitwerking piekbelastersaanpak en voortgang PAS-melders’ d.d. 10 februari 2023′.

De tijd zal leren in hoeverre voormelde keuzemogelijkheid (in de praktijk) daadwerkelijk aan de ondernemer zelf is.

LBV-plus – Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting

De LBV-plus regeling is inhoudelijk vergelijkbaar met de LBV-regeling, echter de vergoeding zou 20% hoger kunnen uitvallen (het “woest aantrekkelijke aanbod”).

Voor wie?
Het kabinet richt zich in de ‘vrijwillige fase’ op de zogenaamde ‘piekbelasters’. Dit is een groep van 3.000 (industriële en landbouw) bedrijven die de grootste depositie veroorzaken op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden. In de landbouwsector gaat het om productiegebonden veehouderijsectoren en vleeskalverenhouderijen.

Vergoeding?
Mocht later dit jaar blijken dat de ‘vrijwillige fase’ niet tot het gewenste resultaat van het kabinet heeft geleid, dan heeft de groep piekbelasters een grotere kans dat zij geconfronteerd wordt met ‘verplichtend instrumentarium’, bv. onteigening of intrekking van de vergunning/ milieutoestemming. Om deze reden kunnen ‘piekbelasters’ gebruik maken van het meest aantrekkelijke aanbod.

Voorwaarden
Het belangrijkste criterium om een piekbelaster als zodanig te duiden, is ‘het effect op de natuur’. Het RIVM berekent hiervoor een (nog te introduceren) drempelwaarde op basis van gemaakte keuzes en beschikbare instrumenten. Opmerkelijk vind ik het besluit om de aanpak in de vrijwillige fase te richten op de 3000 grootste depositieveroorzakers op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden, zonder te kijken naar op welke stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden hun uitstoot precies neerslaat.

Dit besluit staat haaks op het feit dat voor een initiatiefnemer van een plan of project geldt, dat die voorafgaand aan eventuele toestemmingverlening moet aantonen dat als gevolg van dat voorgenomen plan of project, significante effecten op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied moeten zijn uitgesloten.

Wilt u meer weten over opkoop- of andersoortige regelingen? Houd u dan onze website in de gaten, volg ons op social media of neem contact met ons op!

Overweegt u deelname aan de LBV (plus)-regeling of bent u benieuwd welke regeling voor u interessant kan zijn? Bel dan met een van onze deskundigen. Zij staan u met raad en daad bij en adviseren u bij het maken van de keuzes.

Boeren, denk om uw latente ruimte!

De Nederlandse overheid zoekt op alle mogelijke manieren naar een oplossing om uit de huidige stikstofimpasse te komen. Dat moet om nieuwe plannen en projecten weer ruimte te geven, PAS-melders te kunnen legaliseren, woningen te bouwen, de energietransitie te kunnen voortzetten en ook om wegen te kunnen aanleggen of verleggen.

Latente ruimte

Eén van de mogelijkheden om ruimte te maken is het intrekken van latente ruimte in vergunningen. De definitie hiervan leek heel lang duidelijk. Latente ruimte was het deel van de natuurtoestemming dat niet gebruikt werd door het bedrijf omdat de stalruimte nooit gebouwd is of de geplande uitbreiding van de fabriek nooit gerealiseerd is.

Een voorbeeld hiervan is een melkveebedrijf met een Nb-vergunning voor 120 melkkoeien waarbij er stalruimte is voor 100 melkkoeien. De ruimte in de vergunning om 20 koeien meer te houden, is de latente ruimte.

Bovengenoemde ruimte wil de overheid al langere tijd inperken. In mijn ogen is dat ook een passende methode om de PAS-melders te helpen. De natuur schiet er echter niets mee op. De ruimte werd immers niet gebruikt. Om die reden ben ik ook van mening dat je met deze ruimte alleen PAS-melders kunt helpen. Die gebruiken de toegekende ruimte wel en hebben altijd naar eer en geweten gehandeld.

Bedrijfsmatige ruimte

Als je op dit moment wilt salderen met een vergunning waarin latente ruimte zit, kun je op basis van de beleidsregels van alle provincies, alleen salderen met de planologisch toegestane en feitelijk aanwezige stalcapaciteit. De latente ruimte moet je in dit geval dus al direct intrekken. Ook dat lijkt me terecht en wordt in de praktijk ook zo toegepast.

De overheid wil nu echter een stap verder gaan in het inperken van de ruimte en zal naar mijn verwachting de definitie van latente ruimte gaan aanpassen. Deze aanpassing krijgt tot nu toe weinig aandacht, maar kan op bedrijfsniveau een forse impact krijgen.

De aanpassing werd tussen de regels door al aangekondigd in de brief van de minister van 25 november 2022. Hierin kondigt de minister aan dat intern salderen vergunningsplichtig wordt en ook dat ze natuurvergunningen gaat actualiseren.

In de brief neemt de minister een voorschot op het begrip ‘bedrijfsmatige ruimte’. Deze ruimte betreft de daadwerkelijke emissie die een bedrijf heeft op basis van bijvoorbeeld de stallijsten. Waar hebben we deze methode eerder gezien? Bij de invoering van het fosfaatrechtenstelsel! Nu weet ik echt wel dat dit om heel andere regelgeving ging en deze maatregel gericht was op één sector, maar er zijn wel genoeg parallellen te trekken.

In de internetconsultatie van het ‘Wetsvoorstel tot wijziging omgevingswaarde stikstofdepositie 2030 en vergunningplicht o.a. intern salderen’ komt het begrip ‘bedrijfsmatige ruimte’ terug in de memorie van toelichting op pagina 17.

De hier opgeworpen definitie luidt als volgt:
‘Wanneer een project minder stikstofuitstoot en -depositie veroorzaakt dan op basis van de natuurvergunning is toegestaan, dan is sprake van ongebruikte ruimte. In bepaalde gevallen is dit inherent aan de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld wanneer een bedrijf een onregelmatige bedrijfscyclus heeft, inspeelt op seizoenseffecten of in opbouw is. Deze ademruimte in de vergunning is voor veel bedrijven noodzakelijk en kan worden gedefinieerd als bedrijfsmatige ruimte. De ongebruikte ruimte in een natuurvergunning die niet inherent is aan de bedrijfsvoering, is latente ruimte. Latente ruimte kan op verschillende manieren ontstaan, bijvoorbeeld door strengere milieueisen, de toepassing van schonere technieken of wanneer bedrijfsplannen in de loop van de tijd veranderen.’

Gevolgen voor toekomstperspectief

Hierin schuilt een gevaar voor met name de melkveehouder die als gevolg van de invoering van het fosfaatrechtenstelsel de stalcapaciteit nog niet volledig benut.

In veel gevallen wil de bank de aankoop van fosfaatrechten om haar moverende reden niet financieren of is het bedrijfseconomisch gezien onverstandig om fosfaatrechten te kopen. Hierdoor kan het zo zijn dat de stal sinds de invoering van het fosfaatrechtenstelsel niet volledig benut is en er dus sprake is van ‘latente’ ruimte. De latente ruimte is dan het verschil tussen de vergunde ruimte en de bedrijfsmatige ruimte.

Concreet betekent het, dat de situatie kan ontstaan waarbij een melkveehouder een stal heeft gebouwd voor 120 melkkoeien (feitelijk aanwezige stalcapaciteit), er door de beperking in het aantal fosfaatrechten, 100 melkkoeien (bedrijfsmatige ruimte) gehouden heeft en hierdoor zijn vergunningsruimte verliest voor het optimaal benutten van de stal. Dit kan voor het toekomstperspectief van dit bedrijf grote gevolgen hebben.

Advies

Gelukkig is er een escape voor deze bedrijven. De overheid gaat de vergunning pas actualiseren op het moment dat een initiatiefnemer aanpassingen aan zijn bedrijf wil doen. Voor de veehouders in onder andere Noord-Brabant komt dit moment al snel.

Dus daarom mijn advies: Boeren, denk om uw latente ruimte en zorg dat uw stal volledig benut is voordat u een vergunningsaanvraag doet voor het aanpassen van uw stallen.

Verslechtering voor natuur en portemonnee door slot op vergunningverlening

Het provinciebestuur van Noord-Brabant heeft besloten de vergunningverlening met extra stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden stil te leggen. Voor hoe lang deze (tijdelijke) stop geldt, is op dit moment nog onbekend.

Het is te verwachten dat de tijdelijke vergunningenstop een behoorlijke impact op de BV-Brabant zal hebben. In mijn optiek zullen we economische en maatschappelijke belangen moeten koesteren. Het vestigingsklimaat voor ondernemers wordt er met dit besluit niet bepaald eenvoudiger op en kost de maatschappij mogelijk veel geld.

Mijns inziens is de bestuurlijke keuze om de vergunningverlening aan banden te leggen een paniekreactie met veel negatieve impact en wel om de volgende redenen.

Afroming van 30% naar 40%

In heel Nederland geldt een afromingspercentage van 30% bij vergunningsaanvraag met externe saldering. Simpel gezegd: bij een saldering van 100 kg NH3 ontvangt de saldo-ontvanger maximaal 70 kg NH3 en de overige 30 kg NH3 komt toe aan de natuur. De afgeroomde kilo’s aan stikstof worden bij vergunningverlening uit de markt gehaald en komen ook niet opnieuw op de markt voor vergunde activiteiten, maar zijn bestemd voor ‘natuurwinst’.

Sinds 22 februari 2023 geldt de Brabantse ‘Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant’. In de vigerende Beleidsregel is in Artikel 2.7 Voorwaarden extern salderen onder lid 12 opgenomen dat: “Bij de verlening van een natuurvergunning wordt 60% van de N-depositie van de feitelijk gerealiseerde capaciteit, zoals bedoeld in lid 7 en 8, van de saldogevende activiteit betrokken.

Gelet op bovenstaande citaat uit de vigerende Brabantse beleidsregel vindt er bij elke vergunningverlening met externe saldering 40% afroming plaats. Dit betekent nog eens 10% extra natuurwinst ten opzichte van de situaties van vóór 22 februari 2023.

Stilleggen zorgt voor tegenovergesteld effect

Door het besluit ligt alle vergunningverlening voor aanvragen met stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden stil. Ik verwacht dat het tegenovergestelde effect wat maatschappelijk of in elk geval tot nu toe politiek gewenst is, zich zal voordoen. Er wordt namelijk niet meer gesaldeerd en dus wordt de gebruiksruimte in de vergunningen 100% benut. Er kan op dit moment immers toch geen vergunningsaanvraag worden ingediend, laat staan dat vergunningsaanvragen met het aspect ‘stikstof’ in behandeling worden genomen en beoordeeld. De beoogde natuurwinst met de 30% of 40% afroming wordt nu niet geëffectueerd.

Hopelijk heeft de provincie parallel aan dit besluit alvast nagedacht over het (hoe) op te richten (?) schadeloket voor hen die met deze onbegrijpelijke politieke stunt weer eens benadeeld worden.

Ik ben benieuwd wat het markteffect hiervan gaat zijn…

Als gevolg van dit provinciaal besluit (hopelijk blijft het beperkt tot de provincie Noord-Brabant), zullen projecten verder in het nauw komen. De industrie en veehouderijen die nog latente ruimte hebben op de vergunning alsmede praktisch gezien beschikken over de (stal- of productie) capaciteit en eventuele andere zaken/aspecten om de natuurvergunning ten volste te kunnen benutten, zullen mogelijk de milieugebruiksruimte maximaal (i.p.v. optimaal) willen gaan inzetten.

Dit biedt te zijner tijd ongetwijfeld weer nieuwe (economische) kansen voor hen die beschikken over het felbegeerde ‘stikstofpapiertje’. Bijvoorbeeld in het kader van verkoop en verleasen aan partijen die alsdan geen kant meer op kunnen, zodra de vergunningverlening weer wordt opgepakt.

De factor tijd gaat nadelig uitpakken voor initiatiefnemers van plannen en projecten waarvoor stikstof van elders nodig is.

Tot slot.
Ik hoop dat het genomen besluit verder wordt bediscussieerd, dat het gezond boerenverstand zegeviert en dat de vergunningverlening weer vlot op gang gaat komen.

Wordt vervolgd.

Beïnvloeden stikstofreductie maatregelen de grondprijs in Zuidwest-Nederland?

Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek dat stagiair Ruud Kavelaars heeft uitgevoerd bij Overwater Rentmeesterskantoor. 

De depositie van stikstof is op dit moment een belangrijk thema in Nederland en meer specifiek in de agrarische sector. Overwater wil opdrachtgevers proactief adviseren en kijkt vooruit naar wat ontwikkelingen kunnen zijn. Daarom hebben we Ruud gevraagd onderzoek te doen naar stikstofreductiemaatregelen in relatie tot de grondprijs in Zuidwest-Nederland.

Wat zijn de effecten van de stikstofreductiemaatregelen vanuit de overheid op de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid en de agrarische grondprijs in het Zuidwestelijk akkerbouwgebied tot en met 2030?

In het onderzoek is geprobeerd een antwoord te vinden op deze vraag. Er zijn drie scenario’s geformuleerd, die hierna worden weergegeven.

Scenario I: krimp veestapel, effect op grondprijs minimaal

In scenario één krimpt de veestapel door deelname aan beëindigingsregelingen door agrariërs. Het effect op de grondprijs in het Zuidwestelijk akkerbouwgebied is naar verwachting minimaal omdat:

A. Het starten van een nieuw veehouderijbedrijf in het zuidwesten met de financiële middelen van een regeling lastig is:

  • De productierechten zijn ingenomen door de overheid en zijn niet meer beschikbaar.
  • De leeftijd, bedrijfsomvang en het toekomstperspectief van deelnemers aan beëindigingsregelingen vaak aanleiding is voor het staken van de onderneming waardoor opnieuw ondernemen niet aannemelijk is.
  • Omgevingseisen stellen beperkingen aan het houden van vee.

B. Een veehouderij die deelneemt aan een regeling heeft geen of alleen tijdelijk een hogere biedcapaciteit, omdat de maximale vergoeding vanuit een regeling niet groter is dan de waarde van het oorspronkelijke bedrijf. Hierdoor zal het lastig zijn om een vervangend bedrijf van voldoende omvang aan te kopen.

Scenario II: veehouderij wordt grondgebonden, stijgend effect op grondprijs

In scenario twee is het uitgangspunt dat de veehouderij volledig grondgebonden wordt.

Per diersoort wordt een maximale veebezetting per hectare vastgesteld. Hierbij wordt de veebezetting gestuurd op het ecologisch draagvlak van de desbetreffende regio.

Dit scenario kan een stijgend effect hebben op de agrarische grondprijs in het Zuidwestelijk akkerbouwgebied, omdat:

  1. de vee-intensiteit in het Zuidwestelijk akkerbouwgebied stijgt, doordat er in het zuidwesten méér vee gehouden gaat worden, onder andere door verplaatsers.
  2. de opbrengst van landbouwgrond stijgt, omdat er een efficiënter landbouwsysteem ontstaat met een mix van akkerbouw en veehouderij.
  3. de overheid steunt verplaatsers, waardoor veehouderijen zich ‘in kunnen kopen’.

De agrarische bedrijvigheid zal veranderen van een akkerbouwregio naar een gemengde regio met veeteelt en akkerbouw.

Scenario III: stikstofreducerende technieken, geen effect op grondprijs

In scenario drie wordt de gewenste stikstofreductie voor een groot gedeelte gerealiseerd door stikstofreducerende technieken op veehouderijbedrijven.

In dit scenario hebben de stikstofmaatregelen geen effect op de agrarische bedrijvigheid en de agrarische grondprijs in het Zuidwestelijk akkerbouwgebied, omdat:

  1. er geen gedwongen bedrijfsverplaatsingen plaatsvinden.
  2. de veestapel niet af- of toeneemt in het gebied.

Conclusie: wijze van stikstofreductie bepaalt effect op grondprijs

Op basis van de genoemde scenario’s is de conclusie dat het effect van de stikstof reducerende maatregelen op de grondprijs in het Zuidwestelijk akkerbouwgebied afhankelijk is van de gekozen route om te komen tot stikstofreductie. Waarbij de invloed op de grondprijs beperkt is.

Wilt u graag verder spreken over dit onderwerp of een keer van gedachten wisselen? Wij maken graag een afspraak met u!  

Wat doet een rentmeester?

‘Pap, als mensen vragen wat voor werk u doet, wat moeten we dan zeggen?’

Deze vraag kreeg ik van onze kinderen, inmiddels alweer jaren geleden. En regelmatig vragen mensen: ‘rentmeester, wat houdt dat in?’

Veelal heeft men dan wel een idee dat een rentmeester iets te maken heeft met een landgoed en boerderijen, maar wat precies, is niet bekend. De rentmeester rijdt in een Volvo, heeft laarzen bij zich en is jager.

Aan kinderen uitleggen wat voor werk je doet, is niet kort samen te vatten, omdat de werkzaamheden van de rentmeester veelomvattend zijn. Al die werkzaamheden hebben wel een gemeenschappelijke deler: grond!

Vrijwel altijd als er zaken zijn waarin grond een rol heeft, is er een rentmeester bij betrokken. Denkt u dan aan: transacties van boerderijen of landbouwgrond, beheren van landgoederen, beheer en ontwikkeling van bos en natuur. Maar ook bij woningbouw, industrieterrein, infrastructuur als (spoor)wegen, waterlopen en nutsvoorzieningen zijn rentmeesters betrokken.

Beëdigde rentmeesters zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters (NVR). De NVR heeft ruim 500 leden. Rentmeesters zijn werkzaam bij een kantoor, als zelfstandige of in dienst bij de overheid, natuurbeschermingsorganisaties of waterschappen.

Bij Overwater Rentmeesterskantoor werken elf rentmeesters, werkzaam als beherend rentmeester, bemiddelend rentmeester en adviseur bij grondzaken.

Beheer

Het beheren van agrarisch vastgoed, is sinds 1804 een kernactiviteit van Overwater Rentmeesterskantoor. De rentmeester is dan de schakel tussen de agrariër (pachter) en de eigenaar (verpachter). Vaak zijn dit langlopende relaties, soms zelfs generaties lang!

De rentmeester is het aanspreekpunt voor de grondgebruiker, maar ook voor andere partijen, zoals gemeente en waterschap. De rentmeester verzorgt de contracten en contacten en adviseert de eigenaar.

Het beheer verzorgen wij ook voor grondposities van ontwikkelaars. Zolang de gronden nog niet worden ontwikkeld, zorgt de rentmeester ervoor dat de grond wordt gebruikt door een agrariër. Het is belangrijk dat de grond vrij van gebruik is, zodra de gewenste ontwikkeling gestart kan worden. Het tijdig beschikbaar hebben van de grond, is bij uitstek een taak van de rentmeester.

Bemiddeling

Overwater Rentmeesterskantoor bemiddelt in agrarische vastgoed. Dat zijn bijvoorbeeld boerderijen, percelen grond, maar ook fosfaatrechten.

Verder taxeren de rentmeesters grond en bedrijven voor aan- en verkoop, financiering, bedrijfsopvolging, etc.

Voor ontwikkelaars bemiddelen wij bij aankoop van gronden die voor niet-agrarisch gebruik in aanmerking komen.

En voor beleggers in agrarisch vastgoed bemiddelen wij bij aankoop van percelen landbouwgrond, die daarna in erfpacht worden uitgegeven.

Advies

Kennis van de agrarische sector, het buitengebied, pacht en erfpacht, grondzaken en grondgebruik, maakt de rentmeester tot adviseur voor allerlei partijen die betrokken zijn bij het buitengebied.

De adviezen lopen uiteen van de juiste gebruikstitel voor grond, ontwikkeling van een landgoed, gebruik van grond voor een zonneweide, bedrijfsverplaatsing, tot deskundige begeleiding bij verkoop aan de overheid al dan niet om onteigening te voorkomen.

Laarzen

De rentmeesters van Overwater hebben laarzen bij zich, één collega heeft een jachtakte en er wordt Volvo gereden. Maar ook Tesla.

Wat de rentmeesters naast hun werk bij Overwater verder nog doen, kunt u lezen in de blogs die bij de medewerkers staan.

‘Ik ben begonnen als bemiddelend (assistent)rentmeester, ben nu vooral beherend rentmeester en taxateur en weet het nodige van pacht. Hoe had ik dat allemaal moeten uitleggen aan onze kinderen?’

Een oplossingsrichting vàn de landbouw vóór de landbouw en natuur

In een onlangs verschenen rapport1 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) kwam naar voren dat deelnamebereidheid aan beëindigingsregelingen door agrariërs niet los gezien kan worden van o.a. de economische omstandigheden van de betreffende sector op het moment van deelname.

Rooskleurig toekomstperspectief?

Op dit moment zijn de economische omstandigheden in met name de melkveehouderij goed te noemen.

Dit heeft in meer of mindere mate tot gevolg dat de deelnamebereidheid aan vrijwillige regelingen – met de nodige haken en ogen – lager dan beoogd/gewenst zal zijn.

Daarmee wordt het (op vrijwillige basis) tijdig behalen van wettelijke doelstellingen ten aanzien van stikstof bemoeilijkt. Desondanks voorzie ik toch een mooie toekomst voor respectievelijk het behoud, herstel én ontwikkeling van de landbouwsector, maar zeker ook die van de natuur!

Uitgangspunten oplossingsrichting

Met het in acht nemen van onderstaande uitgangspunten, onderneem ik een vrijuit denkende poging om de stikstofcrisis het hoofd te bieden (sec onderdeel ‘natuur’ en niet het onderdeel ‘politiek’):

  1. de ‘gemiddelde’ veehouder is welwillend, vooruitstrevend en natuurliefhebbend;
  2. veehouderijbedrijven hebben veelal een referentiesituatie c.q. natuurvergunning;
  3. probleemoplossend en schadebeperkend handelen voor de boer, natuur en belastingbetaler;
  4. ontbreken dubbele politieke agenda(’s).

Boven op deze vertrekpunten is de absolute welwillendheid van de overheid om écht natuurverbetering door stikstofdepositiedaling te doen effectueren onmisbaar.

Oplossingsrichting: beperkte reductie & innoveren met intern salderen

Elke veehouder is, geheel vrijwillig, bereid om een oplossing te vinden om zo toekomstperspectief te creëren voor het eigen (familie)bedrijf én voor die van onze natuur.

Een oplossingsrichting:

stap 1: beeld krijgen van aard en omvang stikstofprobleem
Op basis van onderzoek en metingen uit het verleden en per heden de aard en omvang van het stikstofprobleem in beeld krijgen.

Dan hoeven we voortaan bij vergunningverlening niet meer blindelings op het enige wettelijk toegestane, maar evengoed twijfelachtig werkend, rekenprogramma (AERIUS) te vertrouwen.

(De stikstofcrisis zou dan wellicht, met inachtneming van het Europeesrechtelijk voorzorgbeginsel, op minder gedetailleerd niveau kunnen worden aangepakt).

stap 2: reductie van de veestapel naar rato
Indien onderzoeksresultaten aanleiding geven om
1) direct actie te ondernemen en
2) voor zover het bedrijf gelegen is in of nabij één of meer stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden,
kunnen veehouders dan hun veehouderijbedrijf naar rato verkleinen (waarbij de veehouderij voor dát gedeelte schadeloos wordt gesteld).

Let wel: het gaat hier om reductie van het aantal stuks vee. Dus niet om het verkleinen van het areaal (landbouw)grond dat zij, ongeacht de gebruikssituatie, in exploitatie hebben.

Als we het dan hebben over toekomstperspectief – voor boer én natuur – zijn er nog meer positieve neveneffecten te bedenken, namelijk:

  • Reductie aantal stuks -> lagere veedichtheid/ha -> de beoogde extensieve(re) veehouderij krijgt vorm -> boeren hebben perspectief.    
  • Minder dierlijke mest leidt tot:
    • positieve effecten voor water én natuur(waarden), voor zover dat er sprake is van – voor dierlijke mest – verzuringsgevoelig areaal;
    • minder dierlijke mest op de markt -> positief voor de portemonnee van de veehouders, bezien in het licht van het afschaffen van derogatie.

stap 3: innoveren met vergunningsvrij intern salderen
Boven op en nadat reductie van de veestapel naar rato heeft plaatsgevonden, zijn de veehouders ook bereid om te investeren in een werkend, door de overheid goedgekeurd, danwel spoedig goed te keuren, innovatief stalsysteem2.
(Ter ondersteuning en versnelde implementatie ervan, zou men hierbij eventueel kunnen nadenken over een fiscaal gunstige of subsidieregeling).

Hiermee wordt er aanzienlijke milieuwinst geboekt, niet alleen op gebied van stikstofreductie. Alvorens dit kan worden bewerkstelligd, zou de veehouder (ja, voor de voorlopers onder de veehouders “alweer”) een vergunningsaanvraag kunnen doen, i.c. een verzoek voor het vergunningsvrije intern salderen.

Negatieve effecten voor natuur zijn immers uitgesloten bij intern salderen. Dit is simpel aan te tonen als er enerzijds sprake is van een geldige referentiesituatie en anderzijds de veehouder bij de vergunningsaanvraag rekening houdt met:
1) het doorgeven van het daadwerkelijk lager aantal te houden stuks vee en
2) een innovatief, werkend stalsysteem.

Dubbele winst voor de natuur dus!

stap 4: dezelfde rechten als een natuurvergunning
Het bevoegd gezag zal de veehouder, naar verwachting, geen vergunning in de zin van de Wet natuurbescherming verlenen.

De veehouder zal het moeten stellen met een ‘positieve weigering’ of verklaring van geen bedenkingen (vvgb) die op basis van jurisprudentie3 dezelfde rechten geeft als een natuurvergunning.

Boeren: bereid en in staat om meer te doen voor natuur dan wettelijk verplicht

Met de vooruitstrevende gedachte van
1) blijvende reductie van de veestapel die op hierna omschreven wijze wordt geborgd en tevens het
2) op grote schaal toepassen van technologie, zoals het innovatieve Lely-Sphere systeem,
kan fors meer stikstofreductie plaatsvinden dan met de regelingen.

1) blijvende reductie van de veestapel

  • omdat er een uitbreidingsverbod geldt voor sommige diercategorieën.
  • omdat we een mestproductierechtensysteem hebben, waarmee (indirect) geregeld en daarmee tevens uitgesloten is dat het aantal stuks vee c.q. de hoeveelheid mest toeneemt.

Voorbeeld fosfaatrechtenstelsel melkveehouderij
Bij iedere transactie tussen melkveehouders onderling wordt 10% afgeroomd van de bruto hoeveelheid over te dragen fosfaatrechten. Dus per saldo komt er minder in plaats van meer vee/mest.

2) op grote schaal toepassen van innovatie

  • leidt tot fors meer stikstofreductie dan de 30% afroming behorende bij ‘extern salderen’, alsmede behorende tot de opkoop- en beëindigingsregelingen voor veehouderijen die als doel hebben:
    • blijvende vermindering van stikstofdepositie vanaf de desbetreffende veehouderijlocatie (concept MGA-2, d.d. 9 mei 2022) én 
    • om structurele en blijvende reductie van stikstofdepositie op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden in Nederland te realiseren (concept Toelichting LBV, d.d. 10 mei 2022).

Meer en sneller natuurwinst dan met de regelingen

In dit kader vind ik het moeilijk te bevatten dat de politiek niet massaal inzet op hiervoor omschreven reductie van de veestapel in samenhang met het op grote schaal toepassen van innovatie.

Innovatie is de toekomst en de weg naar Rome, althans volgens minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. Of geldt dit alleen voor industrie en niet voor de landbouw?

Met de hiervoor omschreven combinatie van beperkte reductie met grootschalige innovatie is meer en sneller natuurwinst te boeken dan met de regelingen.

De reductie is structureel, maar hoe structureel is de natuurwinst met de regelingen als de bron van de stikstofdepositie slechts wordt verplaatst nadat toepassing van de beperkte 30% afromingsfactor heeft plaatsgevonden?

Als een veehouder deelneemt aan een regeling – en daarmee de veehouderijactiviteiten onomkeerbaar zijn gestaakt – dan wordt er ook (zij het op een verkapte manier) extern gesaldeerd, omdat er van de bruto hoeveelheid stikstofemissie 30% wordt afgeroomd, waarna er netto 70% van de emissie in de stikstofbank terechtkomt.
Dan krijgt de stikstof een ander labeltje, zodat deze vroeg of laat toch weer kan worden uitgegeven aan andere projecten/initiatiefnemers.

Het zal me benieuwen of dat hiermee dan eindelijk en massaal veehouderijen met een PAS-melding gelegaliseerd worden, zoals verankerd in de wet.

Het zou me overigens niets verbazen dat het troetel- én zorgenkindje van de overheid (Schiphol) de voorkeur krijgt boven de hardwerkende boerengezinsbedrijven die naar eer en geweten hebben gehandeld door toentertijd een PAS-melding te doen, maar nu – door politiek wanbeleid – aan het kortste eind (vooralsnog lijken te) trekken.

Waarom toch politieke inzet op regelingen met 30% natuurwinst, terwijl meer mogelijk is?

Het is enerzijds opmerkelijk te noemen dat men genoegen neemt met 30% natuurwinst, terwijl de veehouders bereid en in staat zijn om over te gaan tot het leveren van een groter offer ten gunste van de natuur dan de 30 procent.

Anderzijds is het (niet te begrijpen, maar politiek gezien wel) verklaarbaar, omdat vanuit de stikstofbank vervolgens weer stikstof kan en ook zal worden uitgegeven aan…. nieuwe plannen en projecten óf aan bestaande projecten die reeds jarenlang milieubelastende activiteiten ontplooien zonder te beschikken over een geldige natuurvergunning4.

Het mag toch niet zo zijn dat de stikstofcrisis leidt tot boertjes dood, maar Schiphol zijn brood?

Los van het feit dat de stikstofproblematiek verworden is tot een echte ‘politieke crisis’, vraag ik mij steeds meer af of dat de stikstofcrisis überhaupt wel gaat over ‘natuur’ en ‘milieu’? Of dat het toch meer gaat over geld, politieke macht en (een jarenlange opeenstapeling van) fouten uit het verleden gladstrijken over de rug van boeren en burgers, in de hoop niet zelf op de blaren te hoeven zitten?

We gaan het beleven.

Voetnoten: 
Beëindigen van veehouderijen – Lessen uit 25 jaar beëindigingsregelingen
2Lely Sphere – circulair mestverwaardingssysteem – Lely3 ECLI:NL:RBGEL:2022:5829
4Opkopen boerenbedrijven voor Schiphol wel degelijk op de agenda, zelfs bij Rutte | SchipholWatch

Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.