Skip to main content

RES: kansen voor hernieuwbare energie

Kansen voor hernieuwbare energie op basis van de RES

Nederland heeft in het klimaatakkoord de ambitie vastgelegd om in 2050 volledig CO2-neutraal te zijn. Dit betekent dat de aankomende jaren de stap moet worden gemaakt naar alternatieve energiebronnen zoals wind, zon en water.

De urgentie om alternatieve energiebronnen te ontwikkelen neemt toe. Niet alleen door gestelde klimaatdoelen, maar ook door afhankelijkheden en economische overwegingen. Denk hierbij aan de onzekerheden over de gaslevering en aan de prijsstijgingen van andere fossiele brandstoffen.

Verschillende politieke partijen zetten het thema energietransitie hoog op de agenda waardoor wij verwachten dat er een versnelling zal komen in de energietransitie. Een belangrijke randvoorwaarde hiervoor is, dat er voldoende tempo gemaakt kan worden met de verzwaring van het elektriciteitsnet. Dit lijkt op dit moment de meest beperkende factor.

Nationaal Programma RES

Om in 2030 50% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990, heeft de overheid het Nationaal Programma RES gestart. Hierbij is Nederland verdeeld in 30 regio’s. Iedere regio heeft een eigen plan gemaakt om haar bijdrage te leveren aan het totaal.

In deze Regionale Energie Strategieën zijn zoekgebieden aangegeven waarbinnen initiatieven mogelijk gemaakt kunnen worden mits er voldoende draagvlak is voor de initiatieven.

Een zonnepark of windpark op uw grond?

Wellicht ligt uw eigendom in één van de zoekgebieden en zijn er kansen om bij te dragen aan de energietransitie. De keuze om uw bezit wel of niet in te zetten ten behoeve van alternatieve energie is afhankelijk van uw persoonlijke situatie.

U wordt als grondeigenaar wellicht ook regelmatig benaderd door verschillende ontwikkelaars van zonneparken of windparken. Soms worden grondeigenaren zelfs door meerdere partijen tegelijk benaderd. Vaak wordt hierbij gewerkt met optiecontracten.

Bij de keuze om hier wel of niet mee in zee te gaan komen onder andere de volgende onderwerpen naar voren:

  • Welke partij is betrouwbaar?
  • Wat is een realistische vergoeding?
  • Welke voorwaarden worden gesteld?
  • Hoe stel ik mijn belangen veilig?
  • Hoe ga ik om met een pachter indien mijn grond verpacht is?
  • Wat gebeurt er met de kwaliteit van mijn gronden?
  • Welke bestemming krijgt de grond?
  • Wat is de waarde van mijn grond op het moment dat er een zonnepark op staat?
  • Welke fiscale consequenties heeft een overeenkomst voor mij?

Overwater Rentmeesterskantoor kan u helpen bij het maken van de juiste keuzes en het sluiten van het contract waarbij uw belangen voorop staan.

Hierbij kunt u denken aan:

  • het doen van onderzoek naar de kansen voor uw bezit;
  • het beoordelen of opstellen van opstalovereenkomsten;
  • het beoordelen van optieovereenkomsten;
  • het selecteren van de juiste partner;
  • advies over de hoogte van de vergoeding;
  • het taxeren van de grond voor en na realisatie;
  • advies over zakelijk recht overeenkomsten;
  • advies over schadeloosstelling.

Mocht u vragen hebben over uw persoonlijke situatie binnen de RES, neemt u dan contact met ons op. Goed advies betaalt zich uit.

Een kijkje in het leven van onze medewerkers buiten Overwater – Jolanda Smits

Ik zal mezelf kort voorstellen: mijn naam is Jolanda Smits, ik woon in Strijen en werk sinds 1990 bij Overwater.

Ik neem al jaren met veel plezier de totale administratie voor mijn rekening. Ik zorg ervoor dat alle financiële gegevens tijdig, correct en overzichtelijk worden verwerkt. Dit doe ik fulltime.

Naast mijn werkzaamheden voor Overwater Rentmeesterskantoor ben ik actief in ons familiebedrijf Smits Transport & Logistiek, gevestigd aan de Keizersdijk in Strijen. Op donderdagavond, vrijdagavond en zaterdagochtend ben ik daar te vinden. Meestal duik ik ook daar in de cijfers, maar als het nodig is doen we alle voorkomende werkzaamheden.

In mijn vrije tijd ben ik lid van de drumband in ‘s-Gravendeel waar we regelmatig optredens verzorgen tijdens diverse festiviteiten. Verder breng ik ook graag tijd door met mijn ouders, drie zussen en familie. Ik houd van skiën, lezen en van tijd tot tijd lekker shoppen.

Van tuinderij naar transport en logistiek

Smits Transport & Logistiek is een echt familiebedrijf. Met de hele familie werken wij al vier generaties (sinds 1929) vol overgave aan ons bedrijf, dat ooit begonnen is als tuinderij met vervoer van eigen verse producten. Wij zijn inmiddels uitgegroeid naar een bloeiend transport- en logistiekbedrijf, gespecialiseerd in opslag, distributie en vervoer van levensmiddelen.

Sinds 1 januari 2009 staat de vierde generatie aan het roer: mijn zussen Carolien en Sandra en mijn neef Willem. Ook zus Krista is parttime actief in het bedrijf. De hele familie is enorm betrokken bij het bedrijf en bij alle medewerkers die vaak al jarenlang bij ons werken.

Sinds 2020 is ons geconditioneerd distributiecentrum flink uitgebreid van 1.500 m² naar 5.500 m². Hier is ruimte voor 4.500 pallets, verdeeld over verschillende temperatuurzones. Klaar voor een succesvolle toekomst in transport en logistiek voor onder andere de food-branche.

Paralellen Overwater en Smits

Mijn boekhoudkundige kennis en ervaring door de jaren heen kan ik zowel bij Overwater als bij Smits inzetten. Beide bedrijven zijn van origine familiebedrijven die kwaliteit en organisatieontwikkeling hoog op de prioriteitenlijst hebben staan. Kwaliteit is mensenwerk. Daarom investeren beide bedrijven in hoogwaardig personeel. Tevens is de betrokkenheid bij de opdrachtgevers groot.

De afwisseling tussen de zakelijke dienstverlening en de transportbranche maken mijn werkzaamheden afwisselend en boeiend. Ik hoop dit dan ook nog jaren te blijven doen!

Opkoopregeling stikstof

Eind augustus 2021 kondigde het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit twee regelingen uit het pakket maatregelen van de structurele aanpak stikstof aan:

  1. de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijen;
  2. de tweede tranche van de Maatregel Gerichte Opkoop.

En zoals vaak bij overheidsdocumenten hebben beide regelingen ook weer een afkorting, respectievelijk Lbv en MGO gekregen.

De beide opkoopregelingen zijn gericht op het bijdragen aan de resultaatsverplichting uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn).

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijen (Lbv)

De Lbv is een generieke landelijke subsidieregeling, waarbij bedrijven vrijwillig tegen een vaste vergoeding een of meerdere bedrijfslocaties kunnen sluiten. De regeling is gericht op gereguleerde veehouderijbedrijven met rechten zoals melkvee, pluimvee en varkens.


Maatregel Gerichte Opkoop (MGO)

De Maatregel Gerichte Opkoop is een regeling gericht op het opkopen van de bedrijven die de grootste stikstofbelasting geven (piekbelasters). Voor de MGO komen naast melkvee, varkens- en pluimveebedrijven ook kalveren- en geitenhouderijen in aanmerking.

De Lbv en MGO zijn beide primair gericht op het realiseren van een structurele, blijvende reductie van de stikstofbelasting op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden. Met de gerichte opkoop wordt ingezet op het bereiken van meerdere nevendoelen zoals klimaatbestendiger maken van verdrogingsgevoelige gebieden en het vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving in de brede zin.

Uit de saneringsregeling varkenshouderij heeft het ministerie haar les getrokken dat de aanmelding van bedrijven niet 1:1 ook daadwerkelijk tot stoppende bedrijven leidt. Vaak is de keuze voor het stoppen (nog) niet gemaakt bij het aanmelden voor een dergelijke ‘stoppersregeling’. Dat is ook de reden dat er waarschijnlijk een langere beslisperiode zal gaan gelden (6 maanden) waarbinnen ondernemers hun keuze tot stoppen kunnen maken. Tegelijkertijd kan de ondernemer op onderzoek uitgaan voor eventuele herbestemming van de locatie.

De Landelijke beëindiging veehouderijlocaties zal naar verwachting in het voorjaar 2022 worden afgekondigd. Daarbij zullen, zoals de minister aankondigde, bedrijven met een zeker niveau van stikstofdepositie op een stikstofgevoelig of overbelaste Natura 2000-gebieden in aanmerking komen. Eén van de voorwaarden bij deelname houdt in dat de aanwezige productierechten ingeleverd moeten worden. Een verplichte verkoop van landbouwgrond, zoals eerder aangekondigd, lijkt vooralsnog geen plicht te worden. Ook een beroepsverbod, zoals eerder gesteld in de eerste tranche, zal naar alle waarschijnlijkheid gewijzigd worden opgenomen.

Vraagstukken

Wat is de impact van de regelingen voor de agrarische veehouderij in Nederland en in het bijzonder het landelijk gebied?

Vooropgesteld moet worden dat de overheid bereid is om met de beide regelingen en de aangekondigde vergoedingen in het regeerakkoord de portemonnee flink te trekken. Het vrijmaken van € 720 miljoen in voorjaar 2022 (en bij overtekening aan te vullen met € 250 miljoen) voor de opkoop/beëindiging en vervolgens nog eens € 250 miljoen voor de tweede tranche is aanzienlijk. ‘Het opkopen mag wat kosten’.

Dragen de vergoedingen uiteindelijk wel bij aan het doel? Want wat als de veehouderij sterk is afgebouwd en de stikstofdepositie niet/nauwelijks aantoonbaar is gedaald? Welk alternatief is er dan? De vraag is: wat gaat de overheid met deze aanzienlijke bedragen willen en kunnen kopen? Is de Nederlandse veehouderij wel genegen om vervroegd het bedrijf te staken in ruil voor geld? Waarom zal een veehouder nu plots wel een verkoopbesluit nemen? En vergist de overheid zich niet in een gedachte dat met geld alles goed te maken is? Kan de overheid niet beter inzetten op stimuleren van innovaties en aansturen op bedrijfsverplaatsingen naar gebieden met minder beperkingen?


Behoud sector

De Nederlandse veehouderijsector is in staat een hoogwaardig voedselpakket te produceren en ik vind dat we dat moeten koesteren. Om toekomst te blijven bieden aan de veehouderij is het urgenter om in te zetten op de blijvende en jonge ondernemers en hen met innovaties te ondersteunen. Een sterke sector is in staat zelfstandig te innoveren en toekomstbestendig te zijn. Van een afbrokkelende sector kan dat niet worden verwacht.

Diepe zakken en strategie

Door onze grote betrokkenheid in het landelijk gebied kunnen we ons goed voorstellen dat de diepe zakken van de overheid nauwelijks impact hebben als er geen toekomstperspectief is voor de ondernemer. Een veehouder is een zelfstandig ondernemer en maakt veelal zijn eigen bedrijfskeuzen op basis van wet- en regelgeving. En hij/zij zal zich niet snel laten verleiden door alleen (hoge) vergoedingen.

Een ondernemer zal zijn afwegingen maken over wat is de waarde/residu van de vergoeding, hoe ga ik na het beëindigen van het bedrijf een boterham blijven verdienen, wat zijn alternatieven voor de locatie en wil ik dat? Ben ik bereid mijn zelfstandig agrarisch ondernemerschap op te geven?

Wij zijn vaak in gesprek met ondernemers over hun strategie en dan komen de voornoemde vragen aan de orde. We weten als geen ander dat stoppen een ‘rijpingsproces’ is, waarbij het besluit niet overhaast genomen wordt. Ik denk dat dit wordt onderschat door de overheid.


Gewenste aanvullingen regelingen

Juist voor de agrarische bedrijven die willen blijven bestaan, maar mogelijk op een andere plaats of in een andere regio, zou in mijn optiek door de ministers Staghouwer en Van der Wal-Zeggelink veel meer ingezet moeten worden.

Ook de omschakeling naar een ander soort agrarisch bedrijf dient tot de (fiscale) mogelijkheden te behoren.

Tot slot zou de beëindigingsregeling ook voor bedrijven van toepassing moeten worden die niet bij een Natura 2000-gebied gevestigd zijn. Op die manier kunnen ze vervangende locaties zijn voor bedrijven die verder willen en voor Stikstofreductie elders moeten verplaatsen.


Volledige schadeloosstelling

Voor die verplaatsingen/reconstructies is het noodzakelijk dat de overheid de ondernemer op basis van een volledige schadeloosstelling vergoedt zonder daar een beroepsverbod voor op te nemen. Juist een bedrijfsverplaatsing naar een landbouwgebied verder weg van een Natura 2000-gebied draagt bij aan de afname van de berekende stikstofdeposities op Natura 2000-gebieden. Daardoor blijft de veehouderijsector een daadkrachtige sector met voldoende perspectief, volop arbeidsgelegenheid en invulling van het landelijk gebied in Nederland.

Overwater Rentmeesterskantoor kan door haar expertise van bedrijfsverplaatsingen, schadeloosstellingen en kennis van het landelijk gebied hier een meerwaarde bieden. Door het over en weer elkaar vertrouwen, te klankborden en te komen tot een gezamenlijke strategie met een tijdspad wordt uitvoering gegeven aan een bedrijfskeuze.

We zijn reeds betrokken bij diverse bedrijfsverplaatsingen en willen graag andere veehouders deskundig adviseren met de aankomende regelingen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arno Huysmans en Julian Bartels.

Ministerie verwacht voorstel voor vernieuwd pachtrecht in Q1 2019. Lees over het ontstaan, onderhandelingen en knelpunten.

De woningmarkt staat onder druk. Minister Ollongren
heeft uitgesproken dat er tot 2030 op basis van de bevolkingsgroei minimaal 600.000 nieuwe huizen moeten worden gebouwd. Verschillende onderzoeksbureaus geven zelfs aan dat dit oploopt naar 1.000.000 woningen.

De minister geeft voorrang aan binnenstedelijke transformatie van onder andere bedrijventerreinen en oude havens. Op basis van het in 2017 verschenen onderzoek van Brink Management (De reële transformatiepotentie in bestaand bebouwd gebied) is duidelijk dat alleen binnenstedelijke ontwikkeling onvoldoende is om te voorzien in de vraag naar woningen.

De randen van het stedelijk gebied komen om deze reden steeds meer in beeld als toekomstige locaties voor woningbouw. De stad gaat in deze gebieden over in het landelijk/agrarisch gebied. Doordat er vaak al sprake is van (agrarische) bebouwing kijken gebiedsontwikkelaars en gemeenten als eerste naar deze gebieden om te transformeren naar woongebied. In het afgelopen jaar is Overwater meermaals betrokken geweest bij grondverwerving door een gebiedsontwikkelaar.

Hoe werkt zo’n grondverwervingstraject nu eigenlijk?

Allereerst is het belangrijk om te beseffen dat de verwervende partij en de verkopende partij totaal verschillende belangen hebben. De gebiedsontwikkelaar ziet de gronden, of het te verwerven bedrijf, als middel om te komen tot een gebiedsontwikkeling, terwijl de agrariër in veel gevallen een deel van zijn levenswerk gaat verkopen. Afhankelijk van de levensfase van de ondernemer weegt de mogelijkheid om het bedrijf voort te zetten soms zwaarder dan de laatste euro. Waarbij meer euro’s een bedrijfsverplaatsing uiteraard wel beter mogelijk maakt.

Om inzicht te krijgen in de verschillende belangen wordt in een grondverwervingstraject eerst gestart met een gebiedsonderzoek. Dit deel betreft voornamelijk deskresearch. Als eerste wordt het gebied gedefinieerd op basis van de wens van de opdrachtgever. Vervolgens wordt in kaart gebracht wie de eigenaren zijn, welke andere belanghebbenden er in het gebied zijn, of er kabels en leidingen door het gebied lopen en welke percelen of bedrijven het meest kansrijk zijn voor verwerving. Op basis van deze deskresearch wordt een strategie voorgesteld aan de opdrachtgever.  

In overleg met de opdrachtgever wordt contact gezocht met de eigenaren van de te verwerven gronden. Het hoofdonderwerp in het eerste gesprek is het belang van de grondeigenaar. Wil hij of zij zijn gronden wel verkopen? Zijn er mogelijkheden voor verplaatsing? Indien er sprake is van een bedrijf: zijn er opvolgers? Wat is de bedrijfsstrategie? Hoe kunnen we elkaar helpen?

Doordat we veelvuldig in het buitengebied actief zijn en een groot agrarisch netwerk hebben, zijn we in staat om juist die oplossing te bedenken die in eerste instantie niet voor de hand ligt maar wel voor beide partijen het beste is.

Indien er na het eerste gesprek voldoende aanknopingspunten zijn om met elkaar verder te praten, wordt een vervolggesprek gepland waarbij er ook een opname plaatsvindt voor de waardering van de gronden en/of gebouwen. Hierbij wordt gewaardeerd op basis van de huidige bestemming en rekening gehouden met een verwachtingswaarde. De opdrachtgever krijgt op deze manier inzicht in het risico dat hij neemt op het moment dat er daadwerkelijk gekocht wordt.

Vervolgens start het onderhandelingstraject. In veel gevallen schakelt de grondeigenaar hiervoor ook een adviseur in. Onderwerpen die in dit traject onder andere aan bod komen zijn: koopprijs, eventuele nabetaling, vervangende locatie, voortgezet gebruik, wijze van oplevering, moment van oplevering, bodemonderzoeken, aanvullende onderzoeken, te stellen zekerheden en wijze van betalen. Indien partijen op hoofdvoorwaarden een akkoord bereiken wordt de koopovereenkomst uitgewerkt waarin alle voorwaarden en specifieke zaken met betrekking tot het verkochte worden vastgelegd. Deze overeenkomst wordt tevens ingeschreven in het Kadaster.

Afhankelijk van de afspraken in de koopovereenkomst wordt het verkochte binnen een korte termijn geleverd via een notaris. In de leveringsakte wordt uitvoering gegeven aan hetgeen is vastgelegd in de koopovereenkomst. De opdrachtgever verkrijgt de grond voor zijn toekomstige ontwikkeling en de verkoper krijgt, afhankelijk van het onderhandelingsresultaat, een vervangende locatie, vervangende grond of geld en eventueel een beperkt voortgezet gebruik van de locatie.

Rol Overwater rentmeesterskantoor

Vanuit Overwater begeleiden we het hele traject rondom grondverwerving. Van de eerste intentie tot aan de levering bij de notaris. Een persoonlijke benadering, begrip voor beide partijen en het zoeken naar een passende oplossing voor beide partijen zijn vaak de sleutel tot een succesvolle verwerving.

De dienstverlening van Overwater stopt niet op het moment dat de levering heeft plaatsgevonden. Tot aan de voorgenomen ontwikkeling kan de grond nog agrarisch gebruikt worden. Via onze dienst beheren grondposities ontwikkelaars wordt de betreffende locatie goed onderhouden en bij recht op voortgezet gebruik, contact gehouden met de verkoper.

Wilt u meer weten over de diensten van Overwater op het gebied van grondverwerving voor toekomstige gebiedsontwikkeling? Neem dan gerust contact met mij op.

Stikstof: Samenwerken!

Het onderwerp stikstof houdt zowel de agrarische sector als de sectoren gebiedsontwikkeling, bouw en infrastructuur in zijn greep. De overheid introduceert steeds weer nieuwe plannen om de impasse op te lossen. Tot nu toe met wisselend resultaat. Wat ons daarbij opvalt, is dat er weinig met elkaar gepraat wordt. De overheid lijkt alles op eigen houtje te bedenken en zorgt daarmee voornamelijk voor ergernis in de agrarische sector door steeds nieuwe ‘opkoopregelingen’ te introduceren. Ook de term ‘onteigening’ is al gevallen. De marktpartijen vanuit de gebiedsontwikkeling kijken in veel gevallen naar de gemeente. Die moet immers het bestemmingsplan vaststellen, maar dat gaat niet zonder een vergunning volgens de Wet natuurbescherming (Wnb) of een vrijstelling in het kader van de Wnb. Wij zien samenwerken als kans voor oplossing van deze uitdaging!


Overbelasting Natura 2000-gebieden

Vooropgesteld: De overbelasting van Natura 2000-gebieden is een probleem van ons allemaal. Dit probleem lost niet vanzelf op en we zullen ervoor moeten zorgen dat we op zijn minst voldoen aan de Europese wetgeving. Goed rentmeesterschap is hier vereist. Uiteraard kunnen we discussie voeren over het nut en de noodzaak en over de berekeningswijze van de depositie. Deze discussie helpt echter niet om het probleem op te lossen.


Samenwerken voor een oplossing

Naar onze mening kan er beter samengewerkt worden tussen de verschillende sectoren, in plaats van langs elkaar heen oplossingen te bedenken, die niet aansluiten op de praktijk. Vanuit onze praktijk zien we dat er ruim voldoende aanbod van stikstof is vanuit de agrarische sector. De wil om te innoveren of te verplaatsen is er vanuit de agrarische sector echt wel, om op die wijze bij te dragen aan een oplossing. Dat kost geld en naar onze mening mag de desbetreffende agrariër er ook wel wat meer aan overhouden dan alleen een schadeloosstelling. Hij of zij is immers degene die de stal moet verbouwen, het risico draagt of het familiebedrijf moet verplaatsen of beëindigen.

We pleiten hiermee niet voor een ongecontroleerde handel in emissierechten, maar wel voor een betere verdeling van de middelen die nodig zijn voor het samen oplossen van het probleem. Gericht op innovatie, daadkracht en duidelijkheid voor de betrokken partijen. Onze ervaring is dat gebiedsontwikkelaars hier ook voor openstaan, mits ook toegestaan door de overheid. De overheid kan hier een regisserende rol innemen.


Kennis en ervaring

We leren ook steeds meer over de voorwaarden waaraan afspraken tussen partijen moeten voldoen. Zo zien we in de uitspraak van 1 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1960) aan welke voorwaarden de overeenkomsten moeten voldoen. Daarnaast wordt steeds meer duidelijk waar stikstofbronnen aan moeten voldoen om deze in te kunnen zetten ten behoeve van intern of extern salderen.

Inmiddels hebben we binnen ons kantoor veel ervaring opgedaan op het gebied van dit onderwerp en leveren we graag een bijdrage aan de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden. Voelt u zich daarom vrij om ons te benaderen met vragen over stikstof.

Een kijkje in het leven van onze medewerkers buiten Overwater – Cor van Zadelhoff

Ik zal mezelf kort voorstellen: ik ben Cor van Zadelhoff, getrouwd met Ella en we hebben twee kinderen, Aafke en Arend. We wonen op een boerderij in Strijen, net buiten de kern op de Keizersdijk.

Vleesveehouder

Naast mijn werkzaamheden als rentmeester bij Overwater Rentmeesterskantoor, ben ik ook vleesveehouder. Op de boerderij hebben we circa 100 stuks vleesvee. Het zijn voornamelijk verbeterd roodbonte (VRB) dieren, die afstammen van het Maas-, Rijn-, en IJsselvee, ook wel MRIJ genoemd. Het enige echte Nederlandse vleesveeras.

Sinds 1990 bij Overwater

Ik ben opgegroeid in Amstelveen op een boerderij waar ik met veel plezier mijn jeugd heb doorgebracht en ook graag meehielp op de boerderij. Na mijn studie bedrijfskunde aan de HAS in Dronten ben ik na een stage, in 1990, in dienst gekomen bij Overwater Rentmeesterskantoor waar ik sinds 1995 vennoot ben.

In 2001 hebben we een boerderijtje kunnen kopen net buiten de kern van Strijen en na de nieuwbouw zijn Ella en ik daar in 2005 gaan wonen. Het wonen op een boerderij en het houden van dieren is echt mijn ding. In het begin hadden we ruim 20 dieren van het VRB-ras. Door de fokkerij en af en toe wat bij te kopen is de veestapel uitgebreid naar nu circa 100 dieren en een 35 à 40 kalvingen per jaar. De werkzaamheden op de boerderij doen we als gezin, met ook steeds meer hulp van de kinderen. Zij voeren of letten ook op een kalfkoe, voor het geval ik weer eens laat thuis ben van kantoor.

Praktijkervaring combineren met rentmeesterschap

Na een drukke dag op kantoor is het zomers heerlijk om nog een ronde te doen langs het vee en lekker door de wei te lopen of in de winter door de stal. De natuur is elke dag anders en daar kan ik van genieten. Dit is vaak ook een bron van inspiratie en een moment om nog eens aan de werkzaamheden van de dag te denken.

De combinatie van het werk op kantoor, het adviseren over zaken en het in de praktijk ervaren, zie ik als een groot voordeel. De ervaringen die ik thuis opgedaan heb met het bouwen, kan ik ook zeker weer gebruiken bij mijn werk als rentmeester. Zoals bij een bedrijfsverplaatsing en wat daarbij komt kijken qua vergunningen, bouwen en de kosten die dat met zich meebrengt. Een ervaring die zeker meehelpt bij het berekenen van een onteigeningsschade, indien een boerderij verplaatst dient te worden.

Ook de praktische dingen die je thuis of op het werk tegenkomt zijn over en weer inpasbaar. Bijvoorbeeld wat er komt kijken bij de aanschaf van zonnepanelen of het invullen van de gecombineerde opgave. Regels met betrekking tot vergunningen, fosfaatrechten, et cetera. Het verdiepen in regelgeving en het kunnen toepassen in de praktijk maakt het vak van rentmeester en praktiserend vleesveehouder heel leuk.

Ik beleef veel plezier aan mijn werk, samenwerken met leuke collega’s, mijn best doen voor opdrachtgevers en de veehouderij als gezinsbedrijf. De combinatie is soms best wel eens druk, maar geeft ook veel energie en dan kan er ook een hoop.

Veranderingen voor de landbouw

Voor de landbouw zie ik grote veranderingen op ons afkomen. De stikstofproblematiek is zichtbaar geworden door het ongeldig verklaren van de PAS, maar is al veel eerder ontstaan door meer en strengere regelgeving die Nederland zichzelf heeft opgelegd. Met daarnaast het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn waar we nu mee te maken gaan krijgen, de concurrentie met het buitenland en een aanscherping van middelenbeleid.

Enerzijds de consument, die ook onze afnemer is en daarom ook invloed heeft en anderzijds de politiek, de regeldruk die steeds minder over doelen gaat, maar meer ingrijpt op bedrijfsniveau en het ondernemerschap. We zullen hierop moeten inspelen en ook dan weer zoeken naar de juiste kansen.

Koop lokaal

Deze kansen kunnen we naar mijn mening alleen benutten door vanuit de landbouw bij de burgers/consumenten voor het voetlicht te brengen waar we me bezig zijn en hoe goed de kwaliteit van het Hollands geproduceerde voedsel is. Hier ligt een uitdaging voor de landbouw en ook voor de ketens eromheen.

Prachtig zijn de initiatieven van koop lokaal. Ik zie hier ook een groeiende markt, waar het eerst om een nichemarkt ging, naar hopelijk een normaal in de toekomst. Zelf ervaar ik dat koop lokaal werkt, het vlees dat wij produceren wordt lokaal verkocht, waar steeds meer vraag naar is.

De gemeente vestigt een voorkeursrecht op uw grond, wat nu?

Nu de druk op ruimte toeneemt en de overheid wordt aangejaagd door de druk op de woningmarkt, klimaatdoelstellingen en doelstellingen met betrekking tot natuurontwikkeling en meer de regie in handen wil nemen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, gebruiken gemeenten steeds vaker het grondbeleidsinstrument Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Alleen al in Zuid-Holland werd het instrument in 2021 tot nu toe meer dan zeventig keer toegepast door een gemeente.

Regelmatig krijgen we van grondeigenaren vragen over de inhoud van het op hun perceel gevestigde voorkeursrecht en staan we eigenaren bij in gesprekken met gemeenten en private partijen. Dit artikel poogt een overzicht te geven van het doel, de grondslagen, de rechten en plichten en de mogelijkheden op het moment dat één of meerdere percelen zijn aangewezen op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Dit artikel gaat in op de vestiging van een voorkeursrecht door de gemeente.

Activiteit gemeenten

De overheid staat voor een grote opgave om voldoende woningen te realiseren en invulling te geven aan de wellicht nog belangrijkere opgave op het gebied van klimaat, natuur, infrastructuur en energie. Al deze opgaven strijden binnen ons land om beperkte beschikbare ruimte. Om de regie te houden op deze ontwikkeling kan de overheid onder andere gebruik maken van de Wvg. Deze wet heeft als doel de overheid een betere uitgangspositie te verschaffen op de grondmarkt.

Rapport Deloitte/Brief Ollongren

Het op 29 juni 2021 verschenen rapport pleit voor een meer actieve rol van de gemeente op de grondmarkt en het beter inzetten van de bestaande grondbeleidsinstrumenten. Als randvoorwaarden gelden het versterken van de capaciteit binnen gemeenten en de financiële draagkracht. In haar kamerbrief van 9 juli 2021 ondersteunt demissionair minister Ollongren de bevindingen uit het rapport en geeft zij de opening tot het oprichten van een landelijke grondfaciliteit. De besluitvorming hieromtrent is verlegd tot na de formatie van een nieuw kabinet. Op basis van het rapport en de daaropvolgende kamerbrief is mijn verwachting dat overheden zich, nog meer dan nu het geval is, actief gaan begeven op de grondmarkt en overgaan tot het inzetten van de Wvg.

Grondslagen Wet voorkeursrecht gemeenten

Een gemeente kan tot aanwijzing van gronden in het kader van de Wvg overgaan indien zij een niet-agrarische bestemming voorziet voor de betreffende gronden en waarvan het huidige gebruik afwijkt van de voorgenomen bestemming. De gemeente kan dit doen op basis van artikel 3, artikel 4, artikel 5 en artikel 6 van de Wvg:

Wat betekent het voor de grondeigenaar?

Kort gezegd komt het erop neer dat u de gronden die zijn belast met Wvg niet mag verkopen zonder dat de gemeente eerst in de gelegenheid is gesteld om de gronden te verkrijgen. Hieronder wordt ook verstaan het vestigen van een zakelijk recht, zoals bijvoorbeeld een erfpachtrecht. De grondeigenaar is in het kader van de Wvg nooit verplicht om de gronden te verkopen, er geldt alleen een aanbiedingsplicht indien een grondeigenaar tot verkoop wil overgaan. Afhankelijk van de planologische grondslag waarop de Wvg is gevestigd, het artikel in de Wvg dat de basis is van de gronden waarop de aanwijzing heeft plaatsgevonden, bepaalt de duur van de beperking voortvloeiende uit de Wvg:

  • Artikel 3 vervalt van rechtswege na tien jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan of inpassingsplan.
  • Artikel 4 vervalt van rechtswege na drie jaar na dagtekening van het besluit tot aanwijzing, tenzij voor dat tijdstip een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld,
  • Artikel 5 vervalt van rechtswege na drie jaar na dagtekening van het besluit tot aanwijzing, tenzij voor dat tijdstip een structuurvisie, bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld.

Theoretisch gezien is het op basis van bovenstaande termijnen dus mogelijk dat de beperking geldt voor een periode van zestien jaar en drie maanden.

Op basis van artikel 10 lid 2 van de Wvg zijn er een aantal omstandigheden waarbij de grond niet eerst aan de gemeente aangeboden hoeft te worden. Voor dit artikel laat ik deze buiten beschouwing. Op basis van artikel 10 lid 3 geldt de aanbiedingsplicht niet indien er, voordat er een besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing is, een koopovereenkomst is gesloten die is ingeschreven in de openbare registers. Voorwaarde is dat de juridische levering van de grond binnen zes maanden na inschrijving plaatsvindt. Voornoemde uitzondering komt in de praktijk regelmatig voor.

Wat kan de grondeigenaar doen?

Tegen een besluit tot aanwijzing van gronden in het kader van de Wvg staat in beginsel bezwaar en beroep open. Wij adviseren grondeigenaren bezwaar te maken indien hiervoor gegronde redenen zijn. De praktijk laat zien dat er vaak bezwaar wordt gemaakt, maar dat veruit de meeste bezwaren ongegrond zijn.

Ons advies is om met de gemeente in gesprek te gaan over de reden en het doel dat de gemeente heeft met het vestigen van het voorkeursrecht. Soms is het zo dat de gemeente daadwerkelijk de intentie heeft om de gronden zelf te verwerven (actief grondbeleid), maar geregeld komt het voor dat de gemeente vooral regie wenst te houden over de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente (faciliterend/sturend grondbeleid).

Voor de gemeente is het immers vooral van belang dat de toebedachte bestemming wordt gerealiseerd op basis van de ruimtelijke kaders van de gemeente en dat zij haar kosten kan verhalen op de ontwikkelende partij/grondeigenaar.

Afhankelijk van de uitkomst van het gesprek en het doel van de gemeente kan de grondeigenaar besluiten de gronden aan te bieden aan de gemeente. Dit is de grondeigenaar echter nooit verplicht.

Indien de grondeigenaar de gronden aanbiedt aan de gemeente dan besluit de gemeente binnen zes weken of zij in beginsel bereid is de gronden te verwerven. Indien dit het geval is dan begint het proces met betrekking tot het bepalen van de prijs. De grondeigenaar kan dit proces indien gewenst versnellen op basis van artikel 13 Wvg.

Op basis van dit artikel kan de grondeigenaar de gemeente verzoeken om binnen vier weken de rechter te verzoeken een oordeel over de prijs te geven. De rechtbank zal de prijs toetsen op basis van artikelen 40b tot en met 40f van de Onteigeningswet. Dit houdt in dat er wordt getoetst op basis van een ‘werkelijke waarde’.

Regelmatig komt het ook voor dat de gemeente vrijstelling wil geven van de aanbiedingsplicht. De grondeigenaar kan de grond dan vervreemden aan een private partij waar de gemeente mee samenwerkt, die de beoogde ontwikkeling zal gaan realiseren. De gemeente zal dit altijd doen op basis van de voorwaarde dat zij haar kosten kan verhalen op basis van een anterieure overeenkomst of een samenwerkingsovereenkomst. Hierbij kunnen ook afspraken worden gemaakt over de gewenste ontwikkeling en gewenste kwaliteiten van de ontwikkeling en wie welke kosten voor haar rekening neemt.

Conclusie en advies

Op het moment dat de gemeente uw gronden aanwijst in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeente dan bent u nimmer verplicht om te verkopen, u kunt de gronden ook behouden. Onteigenen kan de overheid pas in een onteigeningsprocedure.

Indien u wenst te verkopen en de Wvg is van toepassing op uw bezit, dan gelden er wel beperkingen, waarbij het voor u belangrijk is om te weten wat uw positie is en wat de waarde van uw bezit is. Ons advies is om met de gemeente in gesprek te gaan en daarbij een deskundig adviseur in de arm te nemen die u kan begeleiden tijdens dit proces. Er is vaak meer mogelijk dan op basis van de vestiging van het voorkeursrecht lijkt. Wij kunnen voor u de verschillende mogelijke routes uitstippelen en helpen bij het maken van een keuze.

Benieuwd naar wat wij voor u kunnen betekenen? Kijk dan bij onze dienst ‘Overheidsingrijpen‘ of neem contact met ons op.

Prijsvorming stikstof

Deze blog gaat in op de (aanloop naar de) prijsvorming van stikstof in relatie tot het mede mogelijk maken van ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland.


Prijsvorming

Het stikstofdossier is nog altijd in ontwikkeling. De vraag of stikstof een (meer)waarde toekomt is wat ons betreft nog altijd niet eenduidig te beantwoorden. In deze blog wordt een vergelijking gemaakt tussen twee schaarse middelen: stikstof en grond.

Om de stikstofproblematiek op te lossen, heeft de overheid opkoop- en beëindigingsmaatregelen van agrarische bedrijven aangekondigd en (deels al) ten uitvoer gebracht. In het kader van deze regelingen koopt de overheid bedrijven aan op basis van ‘vrijwilligheid’. Het vastgoed wordt gekocht tegen ‘marktwaarde’. Aan de stikstof wordt geen separate vergoeding toegekend. Waarom niet? Dat leest u hieronder.


Separate vergoeding stikstof

De stikstof is onlosmakelijk verbonden met de bedrijfsgebouwen. Het waardeverschil tussen een ‘veestal met vergunning’ en een ‘veestal zonder vergunning’ kan worden beschouwd als vergoeding voor stikstof. De ‘veestal zonder vergunning’ is qua functie immers niet meer dan een (opslag)loods. Deze vertegenwoordigt normaliter een lagere waarde dan een ‘veestal met vergunning’.

Nadat de aankoop in het kader van een regeling – als zijnde bronmaatregel – heeft plaatsgevonden, wordt de stikstof onttrokken aan de voormalige veehouderijlocatie. Hierdoor komt de stikstof van de gestopte veehouderij dus beschikbaar in de Stikstofbank voor een ander project of doel. Zou het schaars verworven ‘productierecht’ (dat aan de landbouw onttrokken wordt) niet geëtiketteerd dienen te worden?

Stikstof etiketteren?

Het staat vast dat de overheid nauwkeurig in beeld heeft hoeveel stikstof ieder primair agrarisch bedrijf veroorzaakt en tot welke (depositie)effecten dit leidt. Dan lijkt het nog maar een kleine stap om de verdere route en/of bestemming van de eerder door hen verworven stikstof inzichtelijk te maken door middel van etikettering van de stikstof.

Als de betreffende overheidsinstantie als gevolg van die geëtiketteerde stikstof een project of doel met economische meerwaarde kan realiseren, is het dan niet reëel dat de meerwaarde aan de oorspronkelijk eigenaar toekomt? Het etiketteren van de stikstof kan hieraan bijdragen.

Ter vergelijking: een redelijk handelend ondernemer zal een perceel grond met een verwachtingswaarde ook niet tegen een agrarische waarde willen verkopen, maar wil (een deel van) het profijt van de verwachtingswaarde (= meerwaarde) ontvangen.


Veranderingen positief stimuleren

In diverse media zijn inmiddels al veelvuldig berichten gepubliceerd over de hoeveelheid (op papier aanwezige en geproduceerde) stikstof in de Nederlandse veehouderij. Nu hanteert men het principe ‘de vervuiler betaalt’, aangezien een partij die stikstof nodig heeft deze elders kan kopen.

Het negatief principe ‘de vervuiler betaalt’ zouden we moeten ombuigen naar een beloningssysteem voor het staken, wijzigen of vergroenen van de ‘vervuilende’ activiteit.

Bij het bieden van voldoende (toekomst)perspectief, zullen meer ‘vervuilers’ worden gestimuleerd om veranderingen door te voeren. Volgens mij is dan vlotter natuurwinst te boeken en daar draait het ten slotte toch allemaal om?


Conclusie

Hoe dan ook, momenteel zijn de provincies bezig de Stikstofbank (en Doelenbanken) te vullen en later zal ook het Rijk hieraan bijdragen. De tijd zal leren of het initiatief van de Stikstofbank en geen vergoeding toekennen aan het schaarse middel stikstof dé (mede-) oplossing is voor de stikstofproblematiek, of dat het bij een interessante poging zal blijven om uit de stikstofimpasse te raken.

Wij volgen de enerverende ontwikkelingen omtrent stikstof op de voet. Inmiddels hebben wij ruime ervaring opgedaan in diverse stikstof gerelateerde casussen, in zowel de agrarische sector als in de wereld van project- en gebiedsontwikkeling.

Heeft u vragen of advies nodig? Neem contact met ons op.

Hoe wordt uw belang geborgd bij overheidsingrijpen?

Het lijkt alsof er de afgelopen periode een ratrace is ontstaan om grip te krijgen op grond. Via krantenartikelen, nieuwsberichten, social media kanalen en andere media maken steeds meer partijen hun plannen kenbaar voor de (her)inrichting van Nederland. Denk hierbij aan partijen zoals de Rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen, planbureaus, natuurorganisaties, netbeheerders, projectontwikkelaars en energie-ontwikkelaars.


Van proefballon tot onteigenen

Veel plannen worden als proefballonnetjes opgelaten en gaan (veelal) weer uit als een nachtkaars. Maar elk plan, idee of houtkoolschets op een grondpositie werpt toch zijn schaduw vooruit.

De meeste ideeën voor een plan starten op een vrijblijvende manier en een aantal verkleurt door de tijd van vrijwillig naar uiteindelijk een gedwongen (hard) project met het ultimum remedium ‘Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het zoals het gaat’. Immers, de belangen van een grondeigenaar of gebruiker worden meestal ondergeschikt geacht aan het algemene belang (en nut) van het plan.

Waar voorheen het gereedschap onteigenen (of gedoogprocedure) voor bijvoorbeeld natuur, stikstof of kabels en leidingen in de koffer bleef, wordt er nu met enige regelmaat naar die mogelijkheid verwezen en ook daadwerkelijk ingezet. Is dat dan wel zo vervelend als het je overkomt?


Lucratief plan

Voor een plan met een lucratieve bestemming (stedelijke ontwikkeling en/of glastuinbouw) wordt normaliter de grondeigenaar/gebruiker ruimschoots gecompenseerd. Met de compensatie heeft hij/zij de keuze om te herinvesteren of op een andere manier van het vrijkomend kapitaal te genieten. Een gedwongen verkoop is meestal niet aan de orde.


Niet lucratief maar wel noodzakelijk

Als een project minder lucratief (of verliesgevend) is, zal er stevig onderhandeld worden. De eigenaar/gebruiker zal financieel gecompenseerd moeten worden om in een vergelijkbare vermogenspositie te blijven verkeren met een vergelijkbaar inkomen.

Het betalen van een extra vergoeding boven de marktwaarde aan de eigenaar wordt vaak niet gehonoreerd, omdat er dan sprake kan zijn van staatssteun. Conform de wet is dat niet toegestaan. Vanuit de kopende partij een begrijpelijke situatie, voor de grondeigenaar/gebruiker juist niet. De grondeigenaar heeft niet om de plannen gevraagd, maar wordt er wel mee geconfronteerd.

Doordat de grondeigenaar op zijn qui-vive moet zijn om de herinvestering te kunnen bekostigen en de toekomst veilig probeert te stellen, duurt een dergelijk proces vaak langer dan gewenst. Met oplopende kosten, en zeker nu, worden de onderhandelingen juist ingewikkelder, omdat de grondeigenaar een steeds groter (ondernemers)risico moet nemen om zijn toekomst te waarborgen.

Volledige schadeloosstelling

Hoe kunnen de belangen van de eigenaar/gebruiker goed worden geborgd?

De term ‘vrijwillig’ is misleidend. Want om een plan te realiseren kan met een onteigening/gedoogprocedure het doel toch bereikt worden. Wat is dan nog vrijwillig? En als vrijwillig bedoeld is om ‘voordeliger’ in te kopen terwijl het ook een algemeen belang dient, is dat meten met twee maten.

‘Vrijwillig’ wekt de indruk dat een eigenaar/gebruiker het plan kan tegenhouden en dat is bij een algemeen belang uiteindelijk niet aan de orde. Kortom: ‘vrijwillig’ bestaat niet in een dynamische omgeving.

Een correcte manier is om de minder lucratieve plannen die een algemeen belang dienen, zoals natuurontwikkeling en afname stikstofdepositie, ook tegen een volledige schadeloosstelling te vergoeden.

Met een deskundige rentmeester die kennis heeft van een volledige schadeloosstelling, kan de eigenaar/gebruiker normaliter de herinvestering bekostigen en de toekomst veiligstellen.

En ja, helaas zijn er plannen of projecten die (blijvende) hinder veroorzaken waar een sobere (financiële) compensatie tegenover staat. Het is in zulke casussen juist zaak om te blijven denken in oplossingen.

Een vergoeding in geld is slechts eenmalig, terwijl het plan/project soms levenslang hinder veroorzaakt. Wat is dan de waarde van een eenmalige financiële vergoeding?

Borgen van belangen

Omdat het (gedwongen) plan voor een eigenaar/gebruiker meestal eenmalig voorkomt, is het een onbekend terrein. Door het intensieve contact dat we met grondeigenaren/gebruikers hebben ontstaat er een vertrouwensband. Deze sterke vertrouwensband draagt bij aan het leveren van een totaaloplossing, waarbij we gedurende het proces overzicht houden.

Met inzet van onze kennis en ervaring wordt gewerkt aan één en hetzelfde doel: een opdrachtgever die weet wat hij/zij wil, de besproken strategie volgt en met een tevreden gevoel terugkijkt op de uitvoering van het plan.

De vastgoedadviseurs, taxateurs en rentmeesters van Overwater Rentmeesterskantoor zijn u graag van dienst.

Stikstofbank en praktijkvoorbeeld ‘stalmaatregelen’

In deze blog wordt ingegaan op de aangekondigde Stikstofbank, waarmee men beoogt stikstofruimte te bewaren voor gebruik op een later moment. Ook komt een praktijkvoorbeeld over de bronmaatregel ‘stalmaatregelen’ aan bod.


Ontwikkeling van de Stikstofbank

Zoals verwacht is het stikstofdossier in steeds meer sectoren een issue geworden. Een recente ontwikkeling betreft de Stikstofbank. Afgelopen maand is deze bank ter kennisgeving geïntroduceerd. De Stikstofbank zal in het meest gunstige scenario eind 2021 gebruiksklaar zijn.

Met de Stikstofbank is beoogd om projecten met een geringe stikstofuitstoot op veel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, toch een vergunning te kunnen verlenen.

De Stikstofbank bestaat uit twee typen banken: de Microdepositiebank en de Doelenbank(en).



Microdepositiebank en Doelenbank(en)

Niet ieder willekeurig project kan gebruikmaken van stikstof uit de Microdepositiebank. Enkel projecten waarbij geringe stikstofdeposities zullen optreden, kunnen een beroep doen op deze bank. Deze deposities mogen maximaal 0,05 mol/ha/jaar zijn.

De ‘Doelenbanken’ zijn, zoals uit de naam is op te maken, bedoeld voor een specifiek doel. Dit doel moet een groot maatschappelijk belang dienen.

Voordat uitgifte van stikstof kan plaatsvinden, dient de Stikstofbank te worden voorzien van stikstof. Het ‘vullen van de Stikstofbank’ gebeurt op basis van het toevoegen van twee te onderscheiden stikstofruimten: de vrijgevallen ruimte en de vrijgemaakte ruimte.

Het verschil ziet op de oorsprong van de stikstof. Met andere woorden: waar is de stikstof die als vulling voor de Stikstofbank dient van afkomstig?


Vrijgevallen ruimte

Als er bij een willekeurig project stikstof nodig blijkt, bestaat in veel gevallen een mogelijkheid tot externe saldering met een bestaande, vergunde activiteit op een andere locatie.

Als partijen gebruik maken van de provinciale beleidsregel ‘extern salderen’, betekent het dat er tussen de locaties onderling – van saldogever naar saldo-ontvanger – stikstof wordt overgedragen. Omdat de betrokken locaties zich niet op (exact) dezelfde plaats bevinden, bestaat de mogelijkheid dat er op andere plaatsen (hexagonen) ‘stikstofruimte’ beschikbaar komt, die niet benodigd is voor de partijen die gebruik maken van externe saldering.

Kort gezegd, het stikstofresidu dat na externe saldering voor het verkrijgen van een natuurvergunning door een willekeurige initiatiefnemer resteert op een of meerdere locatie(s), wordt toegevoegd als vrijgevallen ruimte in de stikstofbank(en). Daarmee komt deze vrijgevallen ruimte beschikbaar voor een of meerdere andere projecten.



Vrijgemaakte ruimte

Er zijn en er worden (in de toekomst) allerlei bronmaatregelen getroffen om de stikstofdepositie terug te dringen. Dit met het doel een positieve bijdrage te leveren aan het herstel en verbetering van de natuur. Een overzicht van (toekomstige) bronmaatregelen is overzichtelijk weergegeven in de Kamerbrief van Minister Schouten (24 april 2020). 

Met bronmaatregelen, zoals de aangekondigde Landelijke beëindigingsmaatregel, wordt als het ware stikstofruimte ‘vrijgemaakt’, die daarna als vulling van de Stikstofbank kan dienen.

De vrijgemaakte ruimte dient slechts voor een Doelenbank (dus niet voor de Microdepositiebank).

Bron afbeelding: BIJ12


Verschil bronmaatregelen het Rijk en provincie?

Volgens het Rijk ontstaat er als gevolg van bronmaatregelen vrijgemaakte ruimte die beschikbaar kan komen voor de Doelenbank. Echter, mijns inziens is niet elke bronmaatregel bruikbaar voor de Doelenbank. Het is hierbij van belang te weten dat bronmaatregelen geïnitieerd worden door zowel het Rijk als de (zelfstandige) provincies.

Dit wil ik nader toelichten met het voorbeeld van de bronmaatregel ‘stalmaatregelen’. Deze bronmaatregel staat op de lijst van het Rijk én op de lijst van de provincie (in dit geval de provincie Noord-Brabant).

Het Rijk: economie
Bij het bestuderen van Rijksinformatie ontstaat bij mij het beeld dat met het treffen van bronmaatregelen vrijgemaakte ruimte wordt gecreëerd die voor een Doelenbank kan worden ingezet.

Met de behaalde stikstofwinst wordt impliciet toestemming verleend voor het kunnen laten plaatsvinden van een economische ontwikkeling. In zekere zin is dit te bestempelen als een (indirecte) vorm van ‘extern salderen’.

De provincie: natuur
De Noord-Brabantse bronmaatregel ‘stalmaatregelen’ leidt eveneens tot stikstofwinst, maar in Noord-Brabant moet deze stikstofwinst volledig ten goede komen aan de natuur. Deze stikstofwinst mag hier dus niet ingezet worden voor nieuwe economische ontwikkelingen, zoals bij het Rijk wel tot de mogelijkheden behoort.


Conclusie

Hoewel de bronmaatregel ‘stalmaatregelen’ bij het Rijk én bij de provincie gelijknamig is, zijn de te verwachten effecten niet gelijk aan elkaar.

In mijn volgende blog ga ik in op de (aanloop naar de) prijsvorming van stikstof in de land- en tuinbouwsector in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland. Houd hiervoor onze website en social media kanalen in de gaten.

Klik hier voor meer informatie over onze dienst ‘Stikstof, Opkoop en Onteigening’ of neem contact met ons op. Wij staan u graag te woord.

Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.