Skip to main content

De gemeente vestigt een voorkeursrecht op uw grond, wat nu?

Nu de druk op ruimte toeneemt en de overheid wordt aangejaagd door de druk op de woningmarkt, klimaatdoelstellingen en doelstellingen met betrekking tot natuurontwikkeling en meer de regie in handen wil nemen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, gebruiken gemeenten steeds vaker het grondbeleidsinstrument Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Alleen al in Zuid-Holland werd het instrument in 2021 tot nu toe meer dan zeventig keer toegepast door een gemeente.

Regelmatig krijgen we van grondeigenaren vragen over de inhoud van het op hun perceel gevestigde voorkeursrecht en staan we eigenaren bij in gesprekken met gemeenten en private partijen. Dit artikel poogt een overzicht te geven van het doel, de grondslagen, de rechten en plichten en de mogelijkheden op het moment dat één of meerdere percelen zijn aangewezen op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Dit artikel gaat in op de vestiging van een voorkeursrecht door de gemeente.

Activiteit gemeenten

De overheid staat voor een grote opgave om voldoende woningen te realiseren en invulling te geven aan de wellicht nog belangrijkere opgave op het gebied van klimaat, natuur, infrastructuur en energie. Al deze opgaven strijden binnen ons land om beperkte beschikbare ruimte. Om de regie te houden op deze ontwikkeling kan de overheid onder andere gebruik maken van de Wvg. Deze wet heeft als doel de overheid een betere uitgangspositie te verschaffen op de grondmarkt.

Rapport Deloitte/Brief Ollongren

Het op 29 juni 2021 verschenen rapport pleit voor een meer actieve rol van de gemeente op de grondmarkt en het beter inzetten van de bestaande grondbeleidsinstrumenten. Als randvoorwaarden gelden het versterken van de capaciteit binnen gemeenten en de financiële draagkracht. In haar kamerbrief van 9 juli 2021 ondersteunt demissionair minister Ollongren de bevindingen uit het rapport en geeft zij de opening tot het oprichten van een landelijke grondfaciliteit. De besluitvorming hieromtrent is verlegd tot na de formatie van een nieuw kabinet. Op basis van het rapport en de daaropvolgende kamerbrief is mijn verwachting dat overheden zich, nog meer dan nu het geval is, actief gaan begeven op de grondmarkt en overgaan tot het inzetten van de Wvg.

Grondslagen Wet voorkeursrecht gemeenten

Een gemeente kan tot aanwijzing van gronden in het kader van de Wvg overgaan indien zij een niet-agrarische bestemming voorziet voor de betreffende gronden en waarvan het huidige gebruik afwijkt van de voorgenomen bestemming. De gemeente kan dit doen op basis van artikel 3, artikel 4, artikel 5 en artikel 6 van de Wvg:

Wat betekent het voor de grondeigenaar?

Kort gezegd komt het erop neer dat u de gronden die zijn belast met Wvg niet mag verkopen zonder dat de gemeente eerst in de gelegenheid is gesteld om de gronden te verkrijgen. Hieronder wordt ook verstaan het vestigen van een zakelijk recht, zoals bijvoorbeeld een erfpachtrecht. De grondeigenaar is in het kader van de Wvg nooit verplicht om de gronden te verkopen, er geldt alleen een aanbiedingsplicht indien een grondeigenaar tot verkoop wil overgaan. Afhankelijk van de planologische grondslag waarop de Wvg is gevestigd, het artikel in de Wvg dat de basis is van de gronden waarop de aanwijzing heeft plaatsgevonden, bepaalt de duur van de beperking voortvloeiende uit de Wvg:

  • Artikel 3 vervalt van rechtswege na tien jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan of inpassingsplan.
  • Artikel 4 vervalt van rechtswege na drie jaar na dagtekening van het besluit tot aanwijzing, tenzij voor dat tijdstip een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld,
  • Artikel 5 vervalt van rechtswege na drie jaar na dagtekening van het besluit tot aanwijzing, tenzij voor dat tijdstip een structuurvisie, bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld.

Theoretisch gezien is het op basis van bovenstaande termijnen dus mogelijk dat de beperking geldt voor een periode van zestien jaar en drie maanden.

Op basis van artikel 10 lid 2 van de Wvg zijn er een aantal omstandigheden waarbij de grond niet eerst aan de gemeente aangeboden hoeft te worden. Voor dit artikel laat ik deze buiten beschouwing. Op basis van artikel 10 lid 3 geldt de aanbiedingsplicht niet indien er, voordat er een besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing is, een koopovereenkomst is gesloten die is ingeschreven in de openbare registers. Voorwaarde is dat de juridische levering van de grond binnen zes maanden na inschrijving plaatsvindt. Voornoemde uitzondering komt in de praktijk regelmatig voor.

Wat kan de grondeigenaar doen?

Tegen een besluit tot aanwijzing van gronden in het kader van de Wvg staat in beginsel bezwaar en beroep open. Wij adviseren grondeigenaren bezwaar te maken indien hiervoor gegronde redenen zijn. De praktijk laat zien dat er vaak bezwaar wordt gemaakt, maar dat veruit de meeste bezwaren ongegrond zijn.

Ons advies is om met de gemeente in gesprek te gaan over de reden en het doel dat de gemeente heeft met het vestigen van het voorkeursrecht. Soms is het zo dat de gemeente daadwerkelijk de intentie heeft om de gronden zelf te verwerven (actief grondbeleid), maar geregeld komt het voor dat de gemeente vooral regie wenst te houden over de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente (faciliterend/sturend grondbeleid).

Voor de gemeente is het immers vooral van belang dat de toebedachte bestemming wordt gerealiseerd op basis van de ruimtelijke kaders van de gemeente en dat zij haar kosten kan verhalen op de ontwikkelende partij/grondeigenaar.

Afhankelijk van de uitkomst van het gesprek en het doel van de gemeente kan de grondeigenaar besluiten de gronden aan te bieden aan de gemeente. Dit is de grondeigenaar echter nooit verplicht.

Indien de grondeigenaar de gronden aanbiedt aan de gemeente dan besluit de gemeente binnen zes weken of zij in beginsel bereid is de gronden te verwerven. Indien dit het geval is dan begint het proces met betrekking tot het bepalen van de prijs. De grondeigenaar kan dit proces indien gewenst versnellen op basis van artikel 13 Wvg.

Op basis van dit artikel kan de grondeigenaar de gemeente verzoeken om binnen vier weken de rechter te verzoeken een oordeel over de prijs te geven. De rechtbank zal de prijs toetsen op basis van artikelen 40b tot en met 40f van de Onteigeningswet. Dit houdt in dat er wordt getoetst op basis van een ‘werkelijke waarde’.

Regelmatig komt het ook voor dat de gemeente vrijstelling wil geven van de aanbiedingsplicht. De grondeigenaar kan de grond dan vervreemden aan een private partij waar de gemeente mee samenwerkt, die de beoogde ontwikkeling zal gaan realiseren. De gemeente zal dit altijd doen op basis van de voorwaarde dat zij haar kosten kan verhalen op basis van een anterieure overeenkomst of een samenwerkingsovereenkomst. Hierbij kunnen ook afspraken worden gemaakt over de gewenste ontwikkeling en gewenste kwaliteiten van de ontwikkeling en wie welke kosten voor haar rekening neemt.

Conclusie en advies

Op het moment dat de gemeente uw gronden aanwijst in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeente dan bent u nimmer verplicht om te verkopen, u kunt de gronden ook behouden. Onteigenen kan de overheid pas in een onteigeningsprocedure.

Indien u wenst te verkopen en de Wvg is van toepassing op uw bezit, dan gelden er wel beperkingen, waarbij het voor u belangrijk is om te weten wat uw positie is en wat de waarde van uw bezit is. Ons advies is om met de gemeente in gesprek te gaan en daarbij een deskundig adviseur in de arm te nemen die u kan begeleiden tijdens dit proces. Er is vaak meer mogelijk dan op basis van de vestiging van het voorkeursrecht lijkt. Wij kunnen voor u de verschillende mogelijke routes uitstippelen en helpen bij het maken van een keuze.

Benieuwd naar wat wij voor u kunnen betekenen? Kijk dan bij onze dienst ‘Overheidsingrijpen‘ of neem contact met ons op.

Prijsvorming stikstof

Deze blog gaat in op de (aanloop naar de) prijsvorming van stikstof in relatie tot het mede mogelijk maken van ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland.


Prijsvorming

Het stikstofdossier is nog altijd in ontwikkeling. De vraag of stikstof een (meer)waarde toekomt is wat ons betreft nog altijd niet eenduidig te beantwoorden. In deze blog wordt een vergelijking gemaakt tussen twee schaarse middelen: stikstof en grond.

Om de stikstofproblematiek op te lossen, heeft de overheid opkoop- en beëindigingsmaatregelen van agrarische bedrijven aangekondigd en (deels al) ten uitvoer gebracht. In het kader van deze regelingen koopt de overheid bedrijven aan op basis van ‘vrijwilligheid’. Het vastgoed wordt gekocht tegen ‘marktwaarde’. Aan de stikstof wordt geen separate vergoeding toegekend. Waarom niet? Dat leest u hieronder.


Separate vergoeding stikstof

De stikstof is onlosmakelijk verbonden met de bedrijfsgebouwen. Het waardeverschil tussen een ‘veestal met vergunning’ en een ‘veestal zonder vergunning’ kan worden beschouwd als vergoeding voor stikstof. De ‘veestal zonder vergunning’ is qua functie immers niet meer dan een (opslag)loods. Deze vertegenwoordigt normaliter een lagere waarde dan een ‘veestal met vergunning’.

Nadat de aankoop in het kader van een regeling – als zijnde bronmaatregel – heeft plaatsgevonden, wordt de stikstof onttrokken aan de voormalige veehouderijlocatie. Hierdoor komt de stikstof van de gestopte veehouderij dus beschikbaar in de Stikstofbank voor een ander project of doel. Zou het schaars verworven ‘productierecht’ (dat aan de landbouw onttrokken wordt) niet geëtiketteerd dienen te worden?

Stikstof etiketteren?

Het staat vast dat de overheid nauwkeurig in beeld heeft hoeveel stikstof ieder primair agrarisch bedrijf veroorzaakt en tot welke (depositie)effecten dit leidt. Dan lijkt het nog maar een kleine stap om de verdere route en/of bestemming van de eerder door hen verworven stikstof inzichtelijk te maken door middel van etikettering van de stikstof.

Als de betreffende overheidsinstantie als gevolg van die geëtiketteerde stikstof een project of doel met economische meerwaarde kan realiseren, is het dan niet reëel dat de meerwaarde aan de oorspronkelijk eigenaar toekomt? Het etiketteren van de stikstof kan hieraan bijdragen.

Ter vergelijking: een redelijk handelend ondernemer zal een perceel grond met een verwachtingswaarde ook niet tegen een agrarische waarde willen verkopen, maar wil (een deel van) het profijt van de verwachtingswaarde (= meerwaarde) ontvangen.


Veranderingen positief stimuleren

In diverse media zijn inmiddels al veelvuldig berichten gepubliceerd over de hoeveelheid (op papier aanwezige en geproduceerde) stikstof in de Nederlandse veehouderij. Nu hanteert men het principe ‘de vervuiler betaalt’, aangezien een partij die stikstof nodig heeft deze elders kan kopen.

Het negatief principe ‘de vervuiler betaalt’ zouden we moeten ombuigen naar een beloningssysteem voor het staken, wijzigen of vergroenen van de ‘vervuilende’ activiteit.

Bij het bieden van voldoende (toekomst)perspectief, zullen meer ‘vervuilers’ worden gestimuleerd om veranderingen door te voeren. Volgens mij is dan vlotter natuurwinst te boeken en daar draait het ten slotte toch allemaal om?


Conclusie

Hoe dan ook, momenteel zijn de provincies bezig de Stikstofbank (en Doelenbanken) te vullen en later zal ook het Rijk hieraan bijdragen. De tijd zal leren of het initiatief van de Stikstofbank en geen vergoeding toekennen aan het schaarse middel stikstof dé (mede-) oplossing is voor de stikstofproblematiek, of dat het bij een interessante poging zal blijven om uit de stikstofimpasse te raken.

Wij volgen de enerverende ontwikkelingen omtrent stikstof op de voet. Inmiddels hebben wij ruime ervaring opgedaan in diverse stikstof gerelateerde casussen, in zowel de agrarische sector als in de wereld van project- en gebiedsontwikkeling.

Heeft u vragen of advies nodig? Neem contact met ons op.

Stikstofbank en praktijkvoorbeeld ‘stalmaatregelen’

In deze blog wordt ingegaan op de aangekondigde Stikstofbank, waarmee men beoogt stikstofruimte te bewaren voor gebruik op een later moment. Ook komt een praktijkvoorbeeld over de bronmaatregel ‘stalmaatregelen’ aan bod.


Ontwikkeling van de Stikstofbank

Zoals verwacht is het stikstofdossier in steeds meer sectoren een issue geworden. Een recente ontwikkeling betreft de Stikstofbank. Afgelopen maand is deze bank ter kennisgeving geïntroduceerd. De Stikstofbank zal in het meest gunstige scenario eind 2021 gebruiksklaar zijn.

Met de Stikstofbank is beoogd om projecten met een geringe stikstofuitstoot op veel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, toch een vergunning te kunnen verlenen.

De Stikstofbank bestaat uit twee typen banken: de Microdepositiebank en de Doelenbank(en).



Microdepositiebank en Doelenbank(en)

Niet ieder willekeurig project kan gebruikmaken van stikstof uit de Microdepositiebank. Enkel projecten waarbij geringe stikstofdeposities zullen optreden, kunnen een beroep doen op deze bank. Deze deposities mogen maximaal 0,05 mol/ha/jaar zijn.

De ‘Doelenbanken’ zijn, zoals uit de naam is op te maken, bedoeld voor een specifiek doel. Dit doel moet een groot maatschappelijk belang dienen.

Voordat uitgifte van stikstof kan plaatsvinden, dient de Stikstofbank te worden voorzien van stikstof. Het ‘vullen van de Stikstofbank’ gebeurt op basis van het toevoegen van twee te onderscheiden stikstofruimten: de vrijgevallen ruimte en de vrijgemaakte ruimte.

Het verschil ziet op de oorsprong van de stikstof. Met andere woorden: waar is de stikstof die als vulling voor de Stikstofbank dient van afkomstig?


Vrijgevallen ruimte

Als er bij een willekeurig project stikstof nodig blijkt, bestaat in veel gevallen een mogelijkheid tot externe saldering met een bestaande, vergunde activiteit op een andere locatie.

Als partijen gebruik maken van de provinciale beleidsregel ‘extern salderen’, betekent het dat er tussen de locaties onderling – van saldogever naar saldo-ontvanger – stikstof wordt overgedragen. Omdat de betrokken locaties zich niet op (exact) dezelfde plaats bevinden, bestaat de mogelijkheid dat er op andere plaatsen (hexagonen) ‘stikstofruimte’ beschikbaar komt, die niet benodigd is voor de partijen die gebruik maken van externe saldering.

Kort gezegd, het stikstofresidu dat na externe saldering voor het verkrijgen van een natuurvergunning door een willekeurige initiatiefnemer resteert op een of meerdere locatie(s), wordt toegevoegd als vrijgevallen ruimte in de stikstofbank(en). Daarmee komt deze vrijgevallen ruimte beschikbaar voor een of meerdere andere projecten.



Vrijgemaakte ruimte

Er zijn en er worden (in de toekomst) allerlei bronmaatregelen getroffen om de stikstofdepositie terug te dringen. Dit met het doel een positieve bijdrage te leveren aan het herstel en verbetering van de natuur. Een overzicht van (toekomstige) bronmaatregelen is overzichtelijk weergegeven in de Kamerbrief van Minister Schouten (24 april 2020). 

Met bronmaatregelen, zoals de aangekondigde Landelijke beëindigingsmaatregel, wordt als het ware stikstofruimte ‘vrijgemaakt’, die daarna als vulling van de Stikstofbank kan dienen.

De vrijgemaakte ruimte dient slechts voor een Doelenbank (dus niet voor de Microdepositiebank).

Bron afbeelding: BIJ12


Verschil bronmaatregelen het Rijk en provincie?

Volgens het Rijk ontstaat er als gevolg van bronmaatregelen vrijgemaakte ruimte die beschikbaar kan komen voor de Doelenbank. Echter, mijns inziens is niet elke bronmaatregel bruikbaar voor de Doelenbank. Het is hierbij van belang te weten dat bronmaatregelen geïnitieerd worden door zowel het Rijk als de (zelfstandige) provincies.

Dit wil ik nader toelichten met het voorbeeld van de bronmaatregel ‘stalmaatregelen’. Deze bronmaatregel staat op de lijst van het Rijk én op de lijst van de provincie (in dit geval de provincie Noord-Brabant).

Het Rijk: economie
Bij het bestuderen van Rijksinformatie ontstaat bij mij het beeld dat met het treffen van bronmaatregelen vrijgemaakte ruimte wordt gecreëerd die voor een Doelenbank kan worden ingezet.

Met de behaalde stikstofwinst wordt impliciet toestemming verleend voor het kunnen laten plaatsvinden van een economische ontwikkeling. In zekere zin is dit te bestempelen als een (indirecte) vorm van ‘extern salderen’.

De provincie: natuur
De Noord-Brabantse bronmaatregel ‘stalmaatregelen’ leidt eveneens tot stikstofwinst, maar in Noord-Brabant moet deze stikstofwinst volledig ten goede komen aan de natuur. Deze stikstofwinst mag hier dus niet ingezet worden voor nieuwe economische ontwikkelingen, zoals bij het Rijk wel tot de mogelijkheden behoort.


Conclusie

Hoewel de bronmaatregel ‘stalmaatregelen’ bij het Rijk én bij de provincie gelijknamig is, zijn de te verwachten effecten niet gelijk aan elkaar.

In mijn volgende blog ga ik in op de (aanloop naar de) prijsvorming van stikstof in de land- en tuinbouwsector in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland. Houd hiervoor onze website en social media kanalen in de gaten.

Klik hier voor meer informatie over onze dienst ‘Stikstof, Opkoop en Onteigening’ of neem contact met ons op. Wij staan u graag te woord.

Opkoopregeling veehouderij, vrijwillig of eigenlijk verplicht?

De overheid zet in op het reduceren van o.a. de door de veehouderij veroorzaakte stikstofdepositie, in het bijzonder bij stikstof gevoelige Natura 2000 gebieden. Eerder gebeurde dat alleen door beëindigingsregelingen, waarbij de op te geven mest- productierechten en de waardevermindering van de bedrijfsgebouwen werden vergoed. Ook in het voorliggende wetsvoorstel Stikstof reductie en natuurverbetering is een beëindigingsregeling opgenomen.

Nieuw is dat het wetsvoorstel ook voorziet in een opkoopregeling van bedrijven. Vooruitlopend op het tot stand komen van deze wet is op 1 november 2020 de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden van kracht geworden. De regeling ziet op het op vrijwillige basis opkopen van bedrijven die meer dan 2 mol stikstof per ha per jaar veroorzaken, gelegen binnen een straal van 10 kilometer van een Natura 2000 gebied.

De vraag is of er i.c. nog wel van vrijwilligheid gesproken kan worden, dan wel dat er (feitelijk) sprake is van een gedwongen beëindiging. Wanneer daarvan uit gegaan moet worden, zou de opkoopregeling ook moeten voorzien in het vergoeden van een volledige schadeloosstelling en niet alleen in het vergoeden van de productierechten en de waarde van het vastgoed waar nu vanuit lijkt te worden gegaan.

Een volledige schadeloosstelling conform de systematiek van de onteigeningswet ziet niet alleen op het vergoeden van de vermogenswaarde (productierechten en vastgoed), maar ook op inkomensschade en bijkomende schade als de te vergoeden advieskosten, eventueel de kosten van hervestiging, belastingschade etc.

Tot op heden wordt door de overheid uitgegaan van vrijwilligheid en dus niet van een volledige schadeloosstelling.
Maar:

  • Tot op heden ging het alleen over beëindigingsregelingen (dan bleef ter plaatse de woning, resterende gebouwen en grond over), nu gaat het om en opkoopregeling die leidt tot een volledige bedrijfsbeëindiging en het overdragen van alle eigendom behalve de bedrijfswoning.
  • De maatschappelijke druk op stoppen, mee werken is groot en wordt ingegeven door het algemeen belang. Dan kan je de vraag stellen of er nog wel sprake is van vrijwilligheid.  
  • Ook kan je de vraag stellen of hier geen recht op een volledige schadeloosstelling moet worden toegekend, immers er wordt afstand gedaan van (bijna alle) vastgoed en het bedrijf wordt beëindigd in het algemeen belang. Precies zoals dat bij onteigening het geval is en dan ook leidt tot een recht op volledige schadeloosstelling.
  • Als er wordt uitgegaan van een volledige schadeloosstelling zal er ook onderscheid gemaakt kunnen worden tussen bedrijven die op het punt staan te stoppen en die nog volop levensvatbaar zijn. Door uit te gaan van bedrijfsbeëindiging dan wel van een bedrijfsverplaatsing.

Onze inschatting is dat als deze benadering wordt gekozen als zijnde rechtvaardig er wel snel resultaat behaald zal kunnen worden. 
Misschien een goed punt voor de belangenbehartigers van de veehouderij?

Een gedachte is ook om een bedrijf aan te bieden op basis van een volledige schadeloosstelling, de opkoopregeling lijkt het daarvan door een provincie betalen niet onmogelijk te maken (onder het motto waar een wil is, is een weg).

Onze rentmeesters komen graag met u in gesprek voor het nemen van de juiste beslissingen na de vele afwegingen die gemaakt moeten worden.

Een kijkje in het leven van onze medewerkers buiten Overwater – Julian Bartels

Kantoor Overwater heeft naast theoretische kennis, ook veel praktische kennis in huis. Daarom komen tijdens deze en de navolgende nieuwsbrieven collega’s aan het woord die ’thuis’ een (agrarisch) bedrijf bestieren.
De aftrap van deze blogreeks wordt verzorgd door Julian Bartels, 22 jaar, werkzaam als Junior rentmeester.


Naast mijn baan bij Overwater, ben ik actief als agrariër, in de melkveehouderij. Ons bedrijf is gevestigd in Zegge (West-Brabant). Wij hebben thuis zo’n 115 stuks melk- en kalfkoeien met bijbehorend jongvee. De koeien worden bij ons nog gemolken in een melkstal, al het landwerk (zoals maaien en zaai- en oogstwerkzaamheden) besteden wij uit aan derden.

Mijn opa was een fervent Holstein-veehouder, maar mijn vader is later overgestapt naar een ander ras: Jerseys. Medio 2012 groeide mijn interesse in de boerenwereld, zeker ook in de boerderij thuis. Rond die tijd kwam ik voor het eerst in aanraking met Fleckvieh koeien, waarna mijn passie voor de veehouderij steeds groter werd. Vanaf dat moment fokken wij enkel nog met het Fleckvieh-ras, zodat over enkele jaren onze hele stal hiermee volstaat.

De combinatie van het werk bij Overwater en het werk thuis bevalt mij heel goed. Het is voor mij een leerzame, interessante wisselwerking. Zaken die ik constateer op de boerderij kan ik meenemen voor in de praktijk bij Overwater, en andersom idem dito.

Hoe mijn toekomst er thuis uitziet? Dat is een vraagstuk waar ik zelf vandaag de dag nog geen pasklaar antwoord op heb. Wellicht komt de bedrijfsovername t.z.t. aan de orde, maar voor nu wil ik mezelf vooral breed oriënteren en ontwikkelen, waarvoor Overwater de werkgever bij uitstek is.

Stikstofproblematiek

Vervolg op de blog van 24 februari 2020, update en mogelijke kansen voor de aanpak
van de stikstofproblematiek.

Ondanks de roerige tijd waarin we ons allen momenteel bevinden wegens COVID-19, staan de ontwikkelingen op het gebied van de stikstofproblematiek allesbehalve stil. Daarom hieronder, op hoofdlijnen, de meest recente ontwikkelingen en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na onze blog van 24 februari 2020.


Wat is er gebeurd?

Op 7 februari 2020 heeft het Kabinet ruim € 500 miljoen beschikbaar gesteld voor het terugdringen van de stikstofuitstoot. Dit bedrag is bedoeld voor het uitkopen van veehouderijen en voor het stimuleren van innovatieve oplossingen. Tevens is het eerste natuurpakket vormgegeven (natuur-inclusief-boeren, extensiveren).
Het stikstofregistratiesysteem is op 24 maart 2020 opengesteld. Zo kunnen prioritaire projecten worden aangevangen. Op 24 april 2020 heeft minister Schouten kenbaar gemaakt hoe de structurele aanpak omtrent de stikstofproblematiek eruit gaat zien. Uitgangspunt is dat de landelijke staat van instandhouding van stikstofgevoelige habitat- en vogelsoorten gunstig is, of wordt verbeterd.


Wat brengt de (nabije) toekomst?

De minister toont ambitie en wil in 2030 ten minste 50 procent van de hectares met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde brengen. Elke sector zal hieraan een steentje bijdragen. In de energie- en industriële sectoren wordt de komende jaren volop geïnvesteerd in nieuwe, schonere technieken.

Wat betreft de landbouw zet minister Schouten in op het bevorderen van beschikbare landbouwgrond, investeringen in stallen, aanpassen van veevoer, vergroten van de weidegang in de melkveehouderij en emissiearm uitrijden van mest. Al deze zaken mogen in ieder geval geen negatief effect hebben op de diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en afzetbelangen.

De blijvende agrariërs zullen, behalve het treffen van voornoemde maatregelen, gestimuleerd worden hun bedrijfsvoering aan te passen door middel van een input- outputsturingssysteem. De manier waarop dit gestalte gaat krijgen, is afhankelijk van de mogelijkheden die nog nader worden onderzocht. Een landelijke beëindigingsregeling moet soelaas bieden voor agrariërs die hun bedrijf willen beëindigen.

Extern salderen wordt beperkt toegestaan. Transacties op basis van speculatie mogen geen doorgang vinden, want dan zal het platteland ongericht en ongecontroleerd leeggekocht gaan worden, is de verwachting. De agrariërs vervullen immers een belangrijke rol om het platteland vitaal te houden. De initiatiefnemer van extern salderen zal bij de provincie een voorgenomen aankoop moeten melden. De provincie geeft de doorslag over het al dan niet toestaan van de (geplande) stikstoftransactie. De gebiedsgerichte aanpak vormt de rode draad bij deze provinciale beslissing. Het aantal veehouderijen zal (harder dan de trend) afnemen, maar de locaties krijgen in de toekomst steeds meer te maken met herbestemming en sloop van (overtollige) bebouwing. Wanneer de (stikstof)saldogever zijn vergunning overdraagt aan de saldo-ontvanger, heeft laatstgenoemde partij een periode van 3 jaar om zijn stikstofuitstotende activiteit te realiseren. Beweiden en bemesten blijven vergunningsvrije activiteiten. De minister streeft ernaar om PAS-meldingen te legaliseren.  

In de mobiliteit wordt de focus gelegd op de strengere Europese emissienormen voor nieuwe voertuigen om de gewenste stikstofreductie te behalen. Ook zullen steeds meer voertuigen zich voortbewegen door middel van elektriciteit in plaats van de traditionele brandstoffen. In de bouwsector wordt voortaan met nul-emissiewerktuigen het werk ter uitvoering gebracht, zodat er nauwelijks nog sprake zal zijn van stikstofuitstoot.

De gebiedsgerichte aanpak wordt op 2 manieren tot uitvoering gebracht. Enerzijds door de landelijke stikstofreductiemaatregelen vanuit het Rijk die gebiedsgericht worden toegepast, anderzijds de regionale maatregelen genomen door decentrale overheden. De structurele aanpak zal geschieden bij de monitorings- en bijsturingssystematiek. Uit de jaarlijkse analyse van de omvang van de stikstofdepositie in Natura-2000 gebieden, zal blijken of de genomen maatregelen nog volstaan, dan wel bijsturing vereist is. In de wet- en regelgeving zullen de streefwaarde, de verplichting tot het treffen van een pakket bronmaatregelen en de monitorings- en bijsturingssystematiek worden opgenomen.

Nadat de vergunningverlening weer op gang is gekomen, kunnen economische en maatschappelijke ontwikkelingen doorgang vinden. In de nabije toekomst zal verleasen van stikstofruimte tot de mogelijkheden behoren. Projecten die een kleine en tijdelijke stikstofuitstoot hebben, worden mogelijk ontzien van een vergunningsplicht.

In het omvangrijke stikstofdossier is het van belang om tijdig een deskundige in te schakelen die u kan bijstaan bij het oplossen van uw vraagstuk.


Wat kan Overwater voor u betekenen?

De stikstofproblematiek is alomvattend. De vraag is, hoe gaat u hier mee om? Ziet u alleen de beperkingen of probeert u die beperkingen om te zetten in kansen? Ons advies is om tijdig een deskundige in te schakelen die samen met u naar een gepaste oplossing zoekt. Wij zijn op de hoogte van de laatste ontwikkelingen omtrent de stikstofproblematiek, waardoor wij onze kennis en ervaring graag met u delen.

Als u de kans aangrijpt om uw bedrijf verder te extensiveren, bestaan hiertoe diverse mogelijkheden. Behalve het (ver)kopen van landbouwgrond, kunt u ook erf(ver)pachter worden. Graag zetten wij ons brede netwerk voor u in, ook als u de keuze maakt om uw (agrarisch) bedrijf te beëindigen of te verplaatsen. De gebiedsgerichte aanpak leidt ertoe dat maatwerk vereist is. Wellicht komt u in de onaangename situatie terecht dat uitoefening van uw onderneming op de huidige locatie niet meer gewenst is, door uzelf, uw omgeving of door een overheidsinstantie. Dan kunnen wij u begeleiden naar een andere geschikte locatie.

Ondanks dat de stikstofproblematiek in ontwikkeling is, tevens onduidelijkheden aanwezig zijn (door de actualiteit van het onderwerp), is Overwater al meermaals betrokken bij stikstofgerelateerde casussen. Wij kunnen onze opgedane ervaring inzetten om voor u het gewenste resultaat te bereiken. Schroom vooral niet om contact met ons op te nemen!

Update en mogelijke kansen van de aanpak stikstofproblematiek

Wat is er gebeurd?

Het PAS is op 29 mei 2019 ongeldig verklaard door de Raad van State. Onzekerheid kreeg de overhand bij
bevoegde gezagen inzake vergunningverlening, met als gevolg dat veel projecten stil kwamen te liggen. Remkes’ adviesrapport heeft richting gegeven aan het landelijke beleid over hoe om te gaan met de ontstane situatie. Het Kabinet heeft maatregelen getroffen die de stikstofuitstoot moeten doen dalen. Te weten: het verlagen van de toegestane snelheid op snelwegen, het verlagen van de hoeveelheid eiwit in het veevoer en uitbreiding van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen. Het beweiden en bemesten van landbouwgronden blijven vergunningsvrije activiteiten. Wel kondigt het Kabinet aan dat er nader te bepalen eisen kunnen worden gesteld aan beweiden en bemesten. Tot dusver de stikstofproblematiek in een notendop.

Wat brengt de (nabije) toekomst?

Op 7 februari 2020 heeft landbouwminister Carola Schouten een Kamerbrief over de voortgang van de stikstofproblematiek gestuurd naar de Tweede Kamer.

Het Kabinet stelt financiële middelen beschikbaar om de stikstofuitstoot terug te dringen. Ten eerste wordt € 350 miljoen beschikbaar gesteld om gericht bedrijven uit te kopen. Het vizier is vooral gericht op bedrijven nabij Natura 2000-gebieden die (een overmaat aan) stikstofdepositie veroorzaken op deze stikstofgevoelige gebieden. Ten tweede wordt een budget van € 172 miljoen ingezet om innovatieve en duurzame aanpassingen aan stallen te kunnen realiseren (lees: financiële ondersteuning aan veehouders).

Het Kabinet geeft prioriteit aan het oplossen van de stikstofproblematiek, maar streeft tegelijkertijd lange termijn doelstellingen na, zoals kringlooplandbouw. Een voorbeeld hiervan is extensiveren van het landbouwbedrijf, dat onderdeel kan zijn van het omschakelproces, waarvoor tevens een fonds is opgericht.

In de loop van 2020 zal een stikstofregistratiesysteem worden opengesteld. Projecten die stikstofruimte nodig hebben, kunnen gebruik maken van een nieuwe mogelijkheid: leasen. Juiste informatie over hoeveelheden stikstof, locaties, etc. is hierbij noodzaak en biedt ruimte voor het realiseren van ontwikkelingen.

Wat kan Overwater voor u betekenen?

Overwater kan u adviseren en samen met u een strategie bepalen die toekomstperspectief biedt voor u en uw bedrijf. Het aankooptraject van uw bedrijf door de overheid is ingewikkeld. Overwater staat u met raad en daad bij en streeft ernaar om voor u het maximaal haalbare uit de onderhandelingen te halen. Als u tot het besluit komt om het bedrijf elders voort te zetten, dient u in een gelijke positie terecht te komen. Gedurende dit proces is het belangrijk om een betrouwbare onderhandelings-en gesprekspartner te hebben. Naast financiële kwesties, spelen ook emoties een grote rol bij het verplaatsingstraject. Uw bedrijf is dikwijls uw levenswerk!

Als u boer wil blijven en uw bedrijf wil extensiveren zijn er meerdere mogelijkheden om dit te realiseren. Wij kunnen u adviseren, bemiddelen tussen partijen en contacten leggen om bijvoorbeeld grond in eigendom of in erfpacht aan te kopen.

U kunt ook besluiten om het bedrijf te beëindigen waarbij Overwater u bij kan staan in de laatste fase van uw onderneming. Er kan gekozen worden voor verkoop, maar ook kunt u ervoor kiezen om belegger te worden, bijvoorbeeld in de vorm van erfverpachter.

Bent u op zoek naar tijdelijke stikstofruimte, bijvoorbeeld voor de bouw van een nieuwe stal? Overwater ontzorgt u door haar brede netwerk in te zetten. Ons kantoor volgt de ontwikkeling omtrent stikstofproblematiek op de voet, brengt u met de juiste partijen in contact en staat u met gedegen adviezen bij!

Ondervindt u de gevolgen van de stikstofproblematiek? Dan is ons advies: geen paniek! Neem gerust contact met ons op.

Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.