Skip to main content

Auteur: Fleur Varin

Overvallen door een voorkeursrecht: wat nu?

Het gebeurt regelmatig dat grondeigenaren onverwacht een aangetekende brief ontvangen, meestal van een gemeente.

In deze brief staat dat de gemeente een voorkeursrecht op hun eigendom wil vestigen1. Dit betekent dat de gemeente als eerste aanspraak wil maken op de grond, met de bedoeling deze grond op een andere wijze te gebruiken dan nu het geval is. De gemeente (en ook provincie of Rijk) mogen zo’n voorkeursrecht vestigen op basis van de Omgevingswet (Hoofdstuk 9).

De ervaring leert dat veel grondeigenaren zich hierdoor ‘overvallen’ voelen. En tegelijkertijd ervaren ze dit als een beperking in de vrijheid van hun bezit. Maar wat betekent zo’n voorkeursrecht precies?

Waarom een voorkeursrecht?

Het voorkeursrecht houdt in dat de eigenaar van het onroerend goed bij verkoop het onroerend goed eerst aan de gemeente moet aanbieden. Dit kan veel vragen oproepen: moet ik mijn onroerend goed verkopen? Wat zijn de plannen van de gemeente? En wanneer gebeurt dit?

Niet onlogisch dat de eigenaren onaangenaam verrast zijn. Ze willen immers zelf blijven beslissen wat ze met hun bezit doen. De verrassing is kleiner op grondposities waar al langer een ontwikkeling voor bijvoorbeeld woningbouw of industrie te verwachten was. Maar als er geen ander dan agrarisch gebruik te verwachten was, slaat een voorkeursrecht in als een bom.

In de Omgevingswet is bepaald dat onroerende goederen met een voorkeursrecht bij verkoop eerst aan de gemeente te koop moeten worden aangeboden. Verkoop aan een marktpartij die meerdere keren heeft geïnformeerd of zelfs een concreet aanbod heeft gedaan, is met een voorkeursrecht normaliter niet meer mogelijk.

En als de eigenaar (nog) niet wil verkopen en zich dus niet meldt bij de gemeente, zal de gemeente het plan waarvoor de grond benodigd is, verder uitwerken. Na verloop van tijd zal de gemeente de aankoopinteresse kenbaar maken.

De invloed op waarde en verkoop

Als het voorkeursrecht gevestigd wordt voor een ander dan agrarisch gebruik is er veelal sprake van een hogere waarde dan de agrarische waarde. Maar of de hogere waarde leidt tot een betere exploitatie of bedrijfsvoering is per geval steeds verschillend, en is mede afhankelijk van welke andere ontwikkeling beoogd is.

Met het voorkeursrecht wordt in de basis een verwachtingswaarde tot stand gebracht, die meestal boven de agrarische waarde ligt. Een voorkeursrecht kan namelijk alleen gevestigd worden voor een ander dan agrarisch gebruik. Om de waardeontwikkeling te beteugelen worden met het voorkeursrecht marktpartijen uitgesloten voor aankoop. De gemeente hoopt een gebiedsontwikkeling daarmee financieel haalbaar en betaalbaar te houden door de regie te nemen.

Waarom zou een marktpartij meer kunnen/willen betalen dan de gemeente? Omdat een marktpartij met een grondpositie inspraak in een gebiedsontwikkeling probeert te krijgen, wil de ontwikkelaar de grondpositie kopen tegen een soms hogere waarde dan de gemeente wil betalen. Door vanaf de aankoop van een grondpositie tot en met verkoop van de woningen partij te zijn, kan een ontwikkelaar een bijdrage leveren in de ontwikkeling, zijn business realiseren en de meerprijs voor de grond (terug)verdienen.

Voorkeursrecht: een (on)aangename verrassing?

Een voorkeursrecht hoeft voor een grondeigenaar geen lager verkoopresultaat op te leveren. Met het voorkeursrecht is er immers zekerheid over een koper en vaak ook een hogere verwachte waarde. De gemeente beschikt over de financiële middelen waardoor het risico van ontbinden beperkt is.

Met het voorkeursrecht kan in een vroeg stadium het onroerend goed worden aangeboden zodat er ook duidelijkheid is over de prijs. Als de prijs niet bevredigend is, is er geen verplichting om te verkopen. Wel kan het aanbod gebruikt worden, om te bezien wat de financiële mogelijkheden zijn om vervangend onroerend goed terug te kopen.

Het voorkeursrecht is een voorloper van een gewijzigd gebruik. En zeker op locaties waar niets anders was te verwachten, is dat een grote verrassing. Voor de één een aangename verrassing en voor een ander onaangenaam.

Advies voor grondeigenaren

Voor grondeigenaren die te maken krijgen met een voorkeursrecht, kan het ingewikkeld zijn om de voor- en nadelen goed te overzien.

Als vastgoeddeskundigen zijn wij hiermee bekend en staan wij klaar om grondeigenaren te adviseren over de mogelijkheden die een voorkeursrecht biedt. We zoeken continu naar kansen en oplossingen die het beste passen bij de wensen en belangen van de eigenaar.


  1. Overwater Rentmeesterskantoor bereidt voor gemeenten geen voorkeursrecht voor en adviseert juist eigenaren en/of pachters. ↩︎

Even voorstellen: Thijs Moerman

Mijn naam is Thijs Moerman. Ik ben 22 jaar oud en woon in Hellevoetsluis op Voorne-Putten.

Minor Landelijk Vastgoed

Momenteel zit ik in mijn afstudeerjaar aan de Aeres Hogeschool in Dronten, waar ik de opleiding Tuin- en Akkerbouw met Ondernemerschap volg met de minor Landelijk Agrarisch Vastgoed.

Mijn interesse in de minor Landelijk Agrarisch Vastgoed ontstond tijdens de minordag. Via de minormarkt op school ben ik in contact gekomen met Overwater Rentmeesterskantoor BV.

kwekerij zomerbloemen

Samen met mijn ouders heb ik thuis een bedrijf dat gespecialiseerd is in de teelt van zomerbloemen, zoals zonnebloemen en artisjokken.

twee minoropdrachten

Vanaf begin september 2024 tot begin januari 2025 mag ik mijn minor bij Overwater volgen. Tijdens deze periode ben ik twee dagen per week aanwezig en ga ik regelmatig mee met de rentmeester naar verschillende bedrijfsbezoeken.

Naast het meelopen bij Overwater, heb ik twee minoropdrachten: het analyseren van het omgevingsplan en het opstellen van een taxatierapport.

Tijdens mijn stage bij Overwater hoop ik een goed inzicht te krijgen in het werk van een rentmeester en veel te leren over dit vakgebied. Ik kijk er naar uit!

Verplaatsingsregeling: Kans of moeilijk te grijpen vogel in de lucht?

Op 2 september 2024 publiceerde het ministerie van LVVN twee nieuwe regelingen die boeren, die verder willen met landbouwhuisdieren, perspectief kunnen geven.

De eerste regeling betreft de Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting (Lvvp).

De tweede regeling betreft de Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv).

Deze regelingen  zijn onderdeel van het inmiddels bijna voltooide “trappetje” van Remkes. Alleen de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) voor de kleine sectoren volgt nog.

In dit artikel behandel ik de Lvvp-regeling, waarbij ik met name in wil gaan op de kansen die de regeling biedt en twee aandachtspunten. Als eerste de inhoud van de regeling.

Het totale budget voor de regeling bedraagt € 105.000.000,- verdeeld over twee modules. Het “Haalbaarheidsonderzoek” (€ 15.000.000,-) en de “Bedrijfsverplaatsing” (€ 90.000.000,-). De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen. Een goede en tijdige voorbereiding zijn dus vereist.

De regeling staat alleen open voor ondernemingen die kunnen worden aangemerkt als “piekbelaster”.

Haalbaarheidsonderzoek

Voor het uitvoeren van het haalbaarheidsonderzoek kan een aanvrager maximaal € 50.000,- subsidie verkrijgen voor 95% van de te maken kosten voor:

  • Een bedrijfseconomische analyse inzake de haalbaarheid van de verplaatsing.
  • Een taxatierapport van de vervangingswaarde van de te verlaten locatie (sterke invloed om maximale subsidie).
  • Een onderzoek naar ontwikkelingsmogelijkheden van de te verlaten locatie.
  • Een onderzoek naar de financieringsmogelijkheden voor de verplaatsing.
  • Een onderzoek naar de fiscale gevolgen van de verplaatsing.
  • Een door een makelaar of rentmeester uitgevoerd onderzoek naar één of meerdere hervestigingslocaties.
  • Een taxatierapport van de marktwaarde van de hervestigingslocatie.
  • Een bouwkundig onderzoek van de hervestigingslocatie.

De betrokken adviseurs zullen zoals vanzelfsprekend aantoonbaar deskundig zijn waarbij voor de taxateur de verplichting geldt dat deze is aangesloten bij het NRVT en ingeschreven moet zijn in de Kamer Landelijk en Agrarisch vastgoed.

Een belangrijk uitgangspunt voor alle berekeningen en onderzoeken is dat de subsidie van zowel het haalbaarheidsonderzoek als de bedrijfsverplaatsing, alleen zien op de bedrijfsgebouwen van de onderneming en dus niet op het erf, de omliggende grond en de bedrijfswoning. Zeker in het kader van de (voor)financiering van de verplaatsing moet hier extra aandacht voor zijn.

Bedrijfsverplaatsing

Voor de daadwerkelijke bedrijfsverplaatsing komt een aanvrager in beginsel in aanmerking voor 100% subsidie op de kosten van de verplaatsing (er zijn twee uitzonderingen). De kosten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zijn:

  • Het demonteren van de gebouwen op de te verlaten locatie.
  • De kosten voor het verhuizen van bouwwerken, voorzieningen en landbouwhuisdieren.
  • Het herbouwen van bouwwerken op de hervestigingslocatie.
  • De aankoopsom van de bouwwerken op de hervestigingslocatie en vervanging van gebouwen (maximaal vervangingswaarde te verlaten locatie).
  • De kosten voor eventuele vervanging van gebouwen die voor meer dan 50% afgeschreven zijn.
  • Proceskosten (notaris, overdrachtsbelasting, kadaster, vergunningen, bouwkundige keuring).
  • De kosten voor modernisering van de hervestigingslocatie 65% van de kosten tot maximaal
    € 100.000,-. Voor jonge landbouwers is de vergoeding 80% van de kosten tot maximaal € 100.000,-.
  • De kosten voor inhuur van deskundigen (makelaar, taxateur, accountant, RO-adviseur) 95% tot een maximum van € 25.000,-.
  • De sloopkosten tot maximaal € 45,- per m² gebouw op de te verlaten locatie. Gebaseerd op offertes.

Belangrijke uitgangspunten voor de verplaatsing zijn dat de nieuwe locatie geen piekbelaster mag zijn of worden door de verplaatsing. Daarnaast wordt een eventuele uitbreiding niet gesubsidieerd. Als een aanvrager wil uitbreiden dan kan dat, maar voor de uitbreiding wordt geen subsidie verleend.

Een hervestigingslocatie mag in Nederland liggen maar ook in een ander EU-land. Uiteraard moet de aanvrager in het buitenland ook aantoonbaar aan alle wettelijke verplichtingen gaan voldoen en eventuele vergunningen vertaald in het Nederlands ter beschikking stellen. De regeling zegt niets over intrekken van dierrechten of fosfaatrechten. Bij een verplaatsing naar het buitenland kan dit een financieel voordeel opleveren. Voor varkens en pluimvee kan een wijziging van regio een aandachtspunt zijn. 

Kans of vogel in de lucht?

De verplaatsingsregeling biedt kansen voor veehouders die verder willen en perspectief zoeken op de lange termijn. De regeling is goed doordacht en biedt bijna 100% vergoeding van de kosten.

Aanvragers kunnen daarbij moderniseren omdat de subsidie voor de hervestigingslocatie is gemaximeerd op de vervangingswaarde van de te verlaten locatie. Hier ligt de ruimte voor een verbetering in productiefaciliteiten.

Een belangrijk aandachtspunt voor de verplaatsing is de financieringsstructuur. Het zal in de praktijk onmogelijk zijn om de kasstromen allemaal op elkaar af te stemmen omdat alleen de bedrijfsgebouwen onder de subsidie vallen. Hierdoor moet een stuk voorfinanciering plaatsvinden van de bedrijfswoning, het erf en de cultuurgronden.

Een tweede aandachtspunt voorafgaand aan de bedrijfsverplaatsing is het vinden van een geschikte locatie voor de verplaatsing. De haalbaarheidsmodule van de regeling biedt de mogelijkheid om het onderzoek hiernaar te vergoeden. Dit onderzoek bepaalt in belangrijke mate de kans van slagen van de verplaatsing.

De regeling voor het haalbaarheidsonderzoek gaat open op 2 december 2024. De module voor de bedrijfsverplaatsing zal opengaan op 6 januari 2025.

Nieuw beleid voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een kavelruil

Op 12 augustus 2024 1 heeft het ministerie van Financiën aanpassingen gepubliceerd in het beleid rondom kavelruil en de vrijstelling van overdrachtsbelasting (hierna: OVB).  Deze aanpassingen trekken de aandacht en zorgen voor een aangepast toetsingskader dat van toepassing is op een kavelruil2.

Impact van de Omgevingswet

Met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) ingetrokken. Onder de Omgevingswet moet een kavelruil bijdragen aan verbetering van een gebied, in overeenstemming met de functies die aan de betrokken locaties zijn toebedeeld.  Die eis van verbetering heeft ook gevolgen voor de fiscale vrijstelling van de OVB.

De rol van Kavelruil

Kavelruil is een instrument dat al lange tijd in de agrarische sector wordt gebruikt. Om een kavelruil te faciliteren, werd in het verleden de vrijstelling van OVB ingevoerd. De beoordeling van een kavelruil werd toen uitgevoerd door de Dienst Landelijk Gebied (DLG) op basis van een niet fiscaal toetsingskader. Die toetsing gold als basis voor de vrijstelling voor de OVB.

Nieuwe beoordeling door de Belastingdienst

In het nieuwe besluit is de beoordeling van de vrijstellingsvoorwaarden nu gelegd bij de Belastingdienst. Deze zal echter terughoudend zijn bij het bepalen of een kavelruil inderdaad leidt tot gebiedsverbetering, conform de toegekende functies van de locaties. De vraag die rijst is hoe de Belastingdienst het niet-fiscale toetsingskader in haar beoordeling zal betrekken?

Onbedoeld gebruik

Niet elke kavelruilakte wordt automatisch getoetst op verbetering van het gebied. Vooral als er sprake is van onbedoeld gebruik zal de Belastingdienst een beoordeling uitvoeren. De beoordeling op basis van oneigenlijk gebruik is een nieuw element binnen het besluit. Het besluit benoemt enkele (niet-uitputtende) situaties die als onbedoeld of oneigenlijk gebruik worden beschouwd. Kortheidshalve verwijs ik naar het besluit voor deze voorbeelden.

Gevolgen voor de praktijk

De uitleg over wat precies onder de verbeteringstoets valt, zal ongetwijfeld vragen oproepen in de praktijk3.  Voor partijen die met kavelruil te maken hebben, is het van belang om rekening te houden met de voorwaarden uit het nieuwe besluit. Overigens kan bij twijfel of een voorgenomen kavelruil voldoet aan de fiscale voorwaarden, vooroverleg plaatsvinden met de inspecteur.


  1. Zie Besluit van ministerie van Financiën van 21 juni 2024, 2024-0000014892, stcrt 2024, 27607
    https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-27607.html ↩︎
  2. Deze blog behandelt niet de situatie van herverkaveling. Hiervoor wordt verwezen naar de tekst in het besluit. ↩︎
  3. Zie hiervoor het commentaar van Jeroen Rheinfeld in FBN 2024/29 ↩︎

Even voorstellen: Mariëlle van Adrichem

Ik ben Mariëlle van Adrichem, 49 jaar oud en ik woon in Delfgauw. Ik ben getrouwd en we hebben drie kinderen in de leeftijd van 17, 19 en 21 jaar oud. Ik werk sinds 1 mei 2024 fulltime bij Overwater Rentmeesterskantoor BV als rentmeester/vastgoedadviseur. Ik kom van een melkveebedrijf in Midden-Delfland, mijn familie heeft nog steeds melkvee- en glastuinbouwbedrijven. De agrarische sector loopt als een rode draad door mijn loopbaan.

WERKERVARING

Na school ben ik begonnen bij de ING Bank als agrarisch adviseur voor de melkveehouderij en de akkerbouw voor heel Nederland. Daarna heb ik lang gewerkt bij de Rabobank als accountmanager agrarisch voor de melkveehouderij en de glastuinbouw. Mijn werkgebieden waren in die tijd het Westland, de Alblasserwaard, Vijfheerenlanden en de Krimpenerwaard.

Aansluitend heb ik bij FrieslandCampina gewerkt waar ik de belangen van de leden-melkveehouders in de coöperatie heb behartigd. Ik was voor deze functie vooral te vinden in Zuid-Holland, Zeeland, Brabant en België. Hierna heb ik een wat afwijkende uitstap gemaakt en heb ik vijf jaar als leerkracht in het basisonderwijs gewerkt. Een leuke en leerzame tijd, maar ik miste het bedrijfsleven.

Dus heb ik het besluit genomen om iets bekends, de agrarische sector, in te zetten met iets nieuws: vastgoed en rentmeesterschap. Overwater Rentmeesterskantoor BV biedt me de kans om mijn praktijkervaring te combineren met kennis en expertise die ik mezelf de komende periode snel en gedegen eigen wil maken.

OPLEIDING

Na de middelbare school heb ik agrarische bedrijfskunde gestudeerd. Een paar jaar geleden heb ik de lerarenopleiding en een post-hbo rekenspecialisatie gedaan. Dit jaar zit ik weer een dag in de week in de schoolbanken en volg ik de deeltijdopleidingen tot rentmeester en vastgoeddeskundige.

PROFIEL

In mijn vrije tijd werk ik veel met onze twee jachthonden en volg ik de basketbalwedstrijden van onze jongste zoon actief. Ik fotografeer en lees graag: de agrarische sector, klimaat, geografie en het weer hebben mijn interesse. Ik probeer nog een beetje te sporten als er tijd over is en ik kom vaak in Schotland en in Scandinavië in de vakantietijd.  

Aanpassing pachtprijzen 2024

De heer P. Adema, demissionair Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft de pachtnormen bekend gemaakt die gelden vanaf 1 juli 2024.

Stijging in alle pachtprijsgebieden

De pachtnormen zijn gebaseerd op de bedrijfsresultaten van middelgrote en grote akkerbouw- en melkveebedrijven in de periode 2018-2022. Op basis hiervan stijgen de pachtnormen 2024 in alle 14 pachtprijsgebieden ten opzichte van de pachtnormen 2023.

Voor de akkerbouw was 2017 over het geheel gezien een jaar met een inkomen onder het langjarig gemiddelde. Het berekende inkomen over 2017 is vervangen door het berekende inkomen over 2022: een jaar waarin het inkomen in de akkerbouw ruim boven het langjarig gemiddelde lag.

In de melkveehouderij is een goed inkomensjaar (2017) vervangen door een jaar met een inkomen dat ruim boven het langjarig gemiddelde lag (2022).

Regionormen variëren

De regionormen variëren:

  • een verhoging van 16% tot 26% in het Noordelijk weidegebied, Bouwhoek en Hogeland, Hollands/Utrechts weidegebied, Rivierengebied en het Oostelijk veehouderijgebied
  • een stijging van 28% tot 41% in Zuidwest-Brabant, Veenkoloniën en Oldambt, IJsselmeerpolders, Zuid-Limburg, Zuidelijk veehouderijgebied, Centraal veehouderijgebied en Westelijk Holland
  • een toename van 61% tot 65% in het Waterland en Droogmakerijen en het Zuidwestelijk akkerbouwgebied.

Pachtprijs gronden

  • In de gebieden met een gemengd karakter stijgt de regionorm met 21% tot 41%.
  • In de melkveehouderijgebieden neemt de regionorm toe met 16% tot 61%.
  • In de akkerbouwgebieden stijgt de regionorm met 31% tot 65%.

Pachtprijs gebouwen

  • De pachtprijs voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt verhoogd met 4,25%.
  • De pachtprijs voor woningen bij pachtovereenkomsten van voor 1 september 2007 stijgt met 5,8%. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten op of na 1 september 2007 stijgt met 3,8%.

Meer informatie treft u hier aan: Platform open overheidsinformatie

Ingangsdatum 1 juli 2024

De aanpassing werkt van rechtswege door in bestaande pachtovereenkomsten. De wijziging van de pachtprijs hoeft niet goedgekeurd te worden door de Grondkamer. De nieuwe pachtprijs gaat in bij aanvang van het nieuwe pachtjaar na 1 juli 2024.

Mijn kijk op rentmeesterschap

door Annemiek de Feijter-van de Zande

Rentmeester, wat is dat?

Mijn collega Pieter Kerkstra schreef twee jaar geleden de blog Wat doet een rentmeester?

En eerlijk gezegd, als je mij die vraag 10 jaar geleden had gesteld, had ik gezegd: “Geen idee. Een rentmeester, wat is dat?”

Inmiddels ben ik nu ruim 4,5 jaar met plezier werkzaam bij Overwater Rentmeesterskantoor als beherend rentmeester en in opleiding tot Register Taxateur van landelijk en agrarisch vastgoed.

Graag wil ik in deze blog mijn persoonlijke kijk met jullie delen op het mooie en veelzijdige vak van een rentmeester.

Veelzijdig vak: geen dag is hetzelfde

Daar waar een rentmeester vroeger vooral de beheerder was van een landgoed, zien we dat het rentmeestersvak vandaag de dag veelomvattender is geworden. Om zo maar eens wat onderwerpen te noemen: energietransitie, pacht, stikstof, bedrijfsbeëindiging, beleggen, taxeren. Onze dienstverlening binnen kantoor is onder te verdelen in drie pijlers: beheer, bemiddeling en advies.

Zo houden de collega’s van bemiddeling zich bijvoorbeeld bezig met het verkopen van landbouwgrond of gehele agrarische bedrijven. Of bijvoorbeeld met het aankopen van grond of een bedrijf ten behoeve van een toekomstige ontwikkeling of belegging.

Bij advisering kun je bijvoorbeeld denken aan het begeleiden van een grondeigenaar die een kabel door of een windmolen op zijn eigendom krijgt.

Beheren van agrarisch onroerend goed doen we voor grondeigenaren, bijvoorbeeld voor particulieren, goede doelenstichtingen, beleggingsmaatschappijen of een drinkwaterbedrijf.

Mijn werkzaamheden

Mijn werkzaamheden bestaan onder andere uit het beheren van agrarische gronden die in eigendom zijn van (gebieds)ontwikkelaars. Zolang de gronden nog niet worden ontwikkeld, zorg ik ervoor dat de grond wordt gebruikt door een agrariër.
Ik stel een pacht- of gebruiksovereenkomst op waarin de afspraken tussen de agrariër en ontwikkelaar goed zijn vastgelegd. Daarnaast stem ik een en ander samen met de ontwikkelaar en agrariër af als er bijvoorbeeld voorbereidende onderzoeken op de grond moeten plaatsvinden. Een praktische benadering is dan van belang, bijvoorbeeld dat het onderzoek vóór het zaaien of na de oogst plaatsvindt, om gewasschade te beperken. Soms is dat wegens tijdsdruk niet mogelijk en ook dan is het zaak dat er voor beide partijen duidelijke afspraken worden gemaakt. Tenslotte is het van belang dat de grond geheel vrij van gebruik is zodra de gewenste ontwikkeling daadwerkelijk gestart wordt.

Tijdens mijn beheerwerkzaamheden streef ik er naar om belangen van (niet-agrarische) grondeigenaren en agrarische gebruikers dichter bij elkaar te brengen. De bedrijfsvoering van een agrariër en het doel van een gebiedsontwikkelaar liggen ver uit elkaar. Als rentmeester is het dan mooi om deze twee compleet verschillende werelden met elkaar te verbinden en een praktische middenweg/oplossing te vinden voor beide partijen.

Geen dag is hetzelfde. De ene dag heb ik een afspraak met een opdrachtgever om de beheerportefeuille door te spreken, de andere dag werk ik met een collega een taxatie verder uit. Daarnaast is het werk buiten te vinden, door bijvoorbeeld een dag op pad te gaan en pachters in een bepaalde regio te bezoeken. Je komt altijd weer wijzer terug, omdat je na die bezoeken weet wat er zo reilt en zeilt op de bedrijven, op de grond die ze beboeren en in de regio. 

De afwisseling tussen het werken op kantoor, het contact met de opdrachtgevers en af en toe letterlijk ‘met de voeten in de klei staan’, is wat mij betreft hetgeen wat het werk zo leuk maakt.

Boerenverstand

Iets wat elke dag in mijn werk als rentmeester terugkomt is: oplossingsgericht denken en je gezonde boerenverstand blijven gebruiken. Rentmeester word je niet door het uit een boekje te leren, maar naar mijn mening kost het heel wat jaren om de kennis en ervaring op te bouwen.

Boerenverstand kun je gerust letterlijk nemen, want kennis, affiniteit of achtergrond in de agrarische sector is naar mijn mening in dit vak een absolute pré.

Daarnaast komt een juridische blik op zaken ook regelmatig om de hoek kijken. Je moet je af en toe kunnen vastbijten in de juridische onderliggende stukken van een casus, zoals een leveringsakte, jurisprudentie, een erfpachtovereenkomst of je pakt het Burgerlijk Wetboek erbij.

Kortom, elke dag leer ik weer wat. Dat is juist wat het werk boeiend en uitdagend maakt.

Rentmeester worden?

Heb ik je interesse kunnen wekken en denk je: misschien is het rentmeesterschap ook wat voor mij?

Of je nu op zoek bent naar een stage, net bent afgestudeerd of een carrièreswitch overweegt: schroom niet en neem eens contact met ons op. De koffie staat klaar!

Grondgebruik in Nederland

Regelmatig verschijnen er overzichten van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het nieuws. Zo zijn er in de afgelopen maanden artikelen gepubliceerd over de verdeling van Nederland in ecosystemen en gebruikstitels van landbouwgrond. Omdat Overwater Rentmeesterskantoor intensief betrokken is bij het gebruik van grond en water in Nederland, hebben deze cijfers onze belangstelling. Ter informatie een overzicht.

Ecosystemen

Nederland is te verdelen in agrarische grond, bebouwd oppervlak, water en natuur. In onderstaande tabel is de vergelijking gemaakt tussen de jaren 2013 en 2022 in de verdeling van deze ecosystemen.

Tabel: verdeling van de Nederland over diverse ecosystemen (Bron: CBS).

Ecosysteem20132022
 Oppervlakte (x100 ha)%Oppervlakte (x100 ha)%
Agrarisch18.96045,618.77745,2
Bebouwd8.14119,68.43320,3
Water7.82318,87.89319,0
Natuur6.61816,06.48015,5
Nederland41.54310041.543100

Uit de tabel blijkt dat bebouwing en water worden gerealiseerd op agrarische en natuurgronden, waarbij het agrarisch areaal sneller in oppervlakte afneemt dan de oppervlakte natuur. Procentueel is het beeld anders; de oppervlakte natuur is met 2,1% afgenomen en de oppervlakte agrarisch met bijna 1%.

De oppervlakte bebouwd is in de periode 2013 tot 2022 met 3,6% toegenomen.

Gebruikstitels landbouwgrond

De agrariër die landbouwgrond in exploitatie heeft, kan eigenaar zijn van die grond of gebruiker, als een derde de eigenaar is van de grond. Vaak is er een overeenkomst tussen de agrariër en de eigenaar waarin de afspraken zijn vastgelegd over dat gebruik. De meest bekende contractvorm is pacht, waarbij ook pacht weer onder te verdelen is in een aantal pachtvormen.

Een gebruiksvorm die in opkomst is, is het zakelijke recht van erfpacht. Voor een deel van het gebruik van landbouwgrond zijn geen schriftelijke afspraken gemaakt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de meest voorkomende gebruikstitels van grond in 2008 en 2023, waardoor er een ontwikkeling zichtbaar wordt.

Tabel: gebruikstitels landbouwgrond (Bron: CBS)

Gebruikstitel20082023
 ha%ha%
Eigendom1.094.41757,11.040.08358,0
Erfpacht35.3431,852.0322,9
Reguliere pacht378.96219,8230.07012,8
Teeltpacht12.4180,626.0341,5
Eenmalige pacht92.0024,800
Geliberaliseerde pacht < 6 jaar18.9611,0173.8909,7
Geliberaliseerde pacht > 6 jaar2.2570,116.3740,9
Overig284.79214,8254.36814,2
totaal1.919.152 1.792.851 

In de periode 2008 tot 2022 is het agrarisch areaal met ruim 126.000 ha afgenomen. Het grootste deel van deze gronden is in gebruik genomen voor bebouwing.

Reguliere pacht neemt af, erfpacht en geliberaliseerde pacht nemen toe

Bij de gebruikstitels is zichtbaar dat het gebruik op basis van reguliere pacht afneemt en die gebruiksvorm wordt opgevuld met erfpacht, geliberaliseerde pacht en teeltpacht, waarbij ook een deel van de reguliere pachtgrond aan de landbouw is onttrokken. Teeltpacht is populair bij agrariërs die de grond een seizoen gebruiken voor een specifieke teelt als bloembollen, aardappelen, uien en mais.

De afname van reguliere pacht is te verklaren door het dwingend recht dat hieraan verbonden is en de fiscale druk. De voorgeschreven maximale pachtprijs leidt er in een aantal pachtregio’s toe dat de verpachter aanzienlijk meer belasting betaalt dan de pacht opbrengt. Met daarbij de dwingende pachtregelgeving besluiten grondeigenaren, bij het einde van de reguliere pacht, de grond te verkopen of op basis van een andere titel in gebruik te geven. In de praktijk is dat erfpacht of geliberaliseerde pacht, dat zijn gebruiksvormen waarmee partijen samen afspraken maken over het gebruik van de grond.

De eenmalige pacht is een pachtvorm die sinds 2007 niet meer beschikbaar is en opgevolgd is door geliberaliseerde pacht. Dit verklaart de terugloop van eenmalige pacht en deels de toename van geliberaliseerde pacht.

De gebruikstitel ‘overig’ is een verzameling van natuurpacht, gebruik door terreinbeherende organisaties en overige exploitatievormen.

Afname landbouwgrond

Verschuiving tussen de verschillende gebruiksvormen en het onttrekken van landbouwgrond aan de landbouw, is een proces dat zal blijven doorgaan.

Deze dynamiek is het resultaat van het samenspel van krachten die de grondmarkt raken, bijvoorbeeld landbouw, economie, politiek, fiscaliteit, rente, wensen van de samenleving, enzovoorts!

Evaluatie SEO: afschaffing van de landbouwvrijstelling?

In een reeks artikelen over de landbouwvrijstelling hebben wij aandacht besteed aan diverse aspecten van deze vrijstelling. Die reeks is afgesloten.

Inmiddels is er aanleiding om opnieuw aandacht aan dit onderwerp te besteden in een artikel. In opdracht van het ministerie van LNV heeft het onderzoeksbureau SEO een rapport uitgebracht over de evaluatie van de landbouwvrijstelling. Dat rapport is aangeboden aan de Tweede Kamer.

SEO-onderzoek: kern

Het SEO-onderzoek trekt de conclusie dat de landbouwvrijstelling niet langer doeltreffend en niet langer doelmatig is. Die conclusie ziet op het oorspronkelijke doel van de landbouwvrijstelling [1], maar daarnaast ook op zogenaamde neveneffecten. [2]

Het SEO geeft aan dat afschaffing van de vrijstelling een logische optie is. Het SEO geeft aan dat het doel en de effecten van de landbouwvrijstelling voor de praktijk ook op andere wijze behaald kunnen worden.

SEO-onderzoek: wijze van afschaffen

Het rapport noemt twee beleidsalternatieven, namelijk afschaffen of hervormen.

Hervormen van de landbouwvrijstelling wordt niet als reële optie gezien. Afschaffen wordt wel als logische beleidskeuze gezien en dit is ook de conclusie in het rapport van SEO.

Bij het afschaffen ziet het SEO twee varianten voor de praktijk, namelijk:

  • Een eenmalige herwaardering van de landbouwgronden op de balans.
  • Een herwaardering van de landbouwgronden op basis van normbedragen.

Politieke besluitvorming

De afgelopen jaren is de landbouwvrijstelling al diverse malen aangepast en ingeperkt. Het SEO stelt nu afschaffing van de landbouwvrijstelling voor en het rapport is in de politieke arena gebracht. De Tweede Kamer en het kabinet moeten zich daarover buigen. Het is afwachten of het rapport vertaald gaat worden naar een daadwerkelijke afschaffing.

Praktijk

Doordat de afschaffing van de landbouwvrijstelling wederom prominent op de politieke agenda staat, gaat dit onderwerp leven in de adviesgesprekken. Allerlei onderwerpen komen aan de orde die van invloed zijn op het individuele bedrijf. De eventueel afschaffing van de landbouwvrijstelling heeft ongetwijfeld effect op de dagelijkse agrarische praktijk.

Advies

Vroeg of laat komt een agrarisch bedrijf in aanraking met de landbouwvrijstelling. In specifieke gevallen raden wij u aan om contact op te nemen met uw fiscaal adviseur.

Wilt u onze blogs over de Landbouwvrijstelling teruglezen? Dat kan op deze pagina.


[1] Het opheffen van de fiscaal ongelijke behandeling tussen eigenaar-agrariërs en eigenaars-verpachters

[2] Bijvoorbeeld de werking van de grondmarkt of de invloed op de (betaalbaarheid) overname

GOL weer stapje dichterbij

Op 14 februari 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2024:625) over twee Noord- Brabantse provinciale inpassingsplannen (PIP), namelijk die van de ‘Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost’ en ‘Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West’ (hierna: GOL).

In de zeer lezenswaardige en omvangrijke uitspraak passeren diverse aspecten de revue. Ik houd de inhoud van deze blog beperkt tot het onderdeel over externe saldering.

Provincie Noord- Brabant heeft bij de benodigde Wnb-vergunningverlening gebruik gemaakt van de (per 1 januari 2024 vervallen) Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant, waarin onder meer de voorwaarden voor externe saldering zijn opgenomen. In deze blog zijn artikelen 2.7, lid 7 en 8 van voormelde Beleidsregel van belang.

Lid 7:

‘Bij het beoordelen van een aanvraag hanteren Gedeputeerde Staten als uitgangspunt dat alleen gebruik wordt gemaakt van de in de toestemming opgenomen N-emissie in de referentiesituatie, voor zover de capaciteit aantoonbaar feitelijk is gerealiseerd.’

Lid 8:

‘Bij de beoordeling van de feitelijk gerealiseerde capaciteit, bedoeld in het zevende lid, gaan Gedeputeerde Staten uit van de op het moment van intrekking of wijziging van de toestemming of het sluiten van een overeenkomst op grond van een toestemming volledig opgerichte installaties en gebouwen, of gerealiseerde infrastructuur en overige voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteit.’

Waar gaat het geschil over?

Het geschil in deze zaak gaat over de vraag of al dan niet wordt voldaan aan het vereiste van de voor het uitvoeren van de activiteit noodzakelijk aanwezige voorzieningen. De Afdeling is van oordeel dat bij deze voorwaarde van belang is of dat de veehouderij materieel daadwerkelijk is opgericht, zodat niet wordt gesaldeerd met toestemmingen, waarvan nooit feitelijk gebruik kan zijn gemaakt.

Eisers stelden zich op het standpunt dat een van de veehouderijlocaties waarmee externe saldering plaatsvond, niet aan de voormelde voorwaarden uit lid 7 en 8 voldeed. Het is duidelijk gebleken dat de veehouderijlocatie is opgericht, in werking is geweest en nog steeds aanwezig is. Volgens eisers waren de noodzakelijke voorzieningen niet meer aanwezig, omdat:

  1. de fosfaatrechten, die noodzakelijk zouden zijn voor het uitvoeren van de activiteit, reeds zijn verkocht;
  2. de installaties zo verouderd zijn en spoedig op grond van de Interim omgevingsverordening vervangen dienen te worden dat niet wordt voldaan aan de vereisten.

De Afdeling laat in overweging 44.2 van deze tussenuitspraak duidelijk blijken dat het bij feitelijk gerealiseerde capaciteit gaat om ‘…gebouwen, infrastructuur, installaties of overige voorzieningen die nodig zijn voor het uitvoeren van een activiteit…’.

Onder ‘overige voorzieningen’ wordt bijvoorbeeld terreinen ingericht voor op- en overslag verstaan. Dit citaat volgt uit de toelichting van de Beleidsregel intern salderen. De Afdeling ziet in deze zaak geen grond om ‘feitelijk gerealiseerde capaciteit’ anders te benaderen dan bij ‘intern salderen’.

Het is bij de beoordeling dan ook niet van belang of de veehouderij beschikt over fosfaatrechten. Immers, externe saldering geschiedt met een ‘toestemming’ op grond van artikel 2.1 Beleidsregel. Hieruit volgt niet dat fosfaatrechten noodzakelijk zijn bij salderen. De noodzaak hiervan blijkt evenmin uit andere voorwaarden van de Beleidsregel.

Eiser stelde zich ook op het standpunt dat de veehouderlocatie niet op een rendabele wijze kan worden voortgezet, omdat de installaties verouderd zijn (zie voormeld onder punt 2.) De Afdeling is van oordeel dat het niet van belang is of de voorzieningen bij de veehouderijlocatie economisch rendabel zijn. Dit is van belang bij beantwoording van de vraag of dat de veehouderij materieel daadwerkelijk in werking kon zijn en is geweest conform de vergunning.

Conclusie

Conclusie van bovenstaande is dat er voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 2.7 lid 7 en 8 van de Beleidsregel en de saldering op grond hiervan doorgang kan vinden, ware het niet dat er andere belangrijke aspecten nadere motivering behoeven, die in deze blog niet aan de orde komen.

In onze praktijk krijgen we vaker vragen over de mogelijkheden van extern salderen en over de waarde van de te salderen depositie. Voornoemde uitspraak onderschrijft nogmaals het belang om alle aspecten bij extern salderen vooraf goed te toetsen.

Meer weten? Overweegt u ook om extern salderen toe te passen? Of heeft u andere vragen over het stikstofdossier en/of landelijk en agrarisch vastgoed? Neem dan contact met ons op!

Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.