Skip to main content

Auteur: Fleur Varin

Welkom in Nederland – de wondere wereld van Stikstof

Het dossier vordert in snel tempo. Leiden de vorderingen tot een uitweg uit het stikstofmoeras? Of zakken we verder weg? De tijd zal het leren, maar voorlopig lijkt men de handen vol te hebben aan het plaatselijk blussen van brandjes. In de hoop ternauwernood te ontkomen aan een regelrechte – door falende nationale regelgeving ontstane – ‘stikstof-natuurramp’.

In deze blog ga ik kort in op een uitspraak [1] van de Raad van State op 26 oktober 2022. Dan volgt een uitstapje naar ‘extern salderen’ en de nut en noodzaak om te onteigenen. Dit om op tijd reductiedoelstellingen te behalen, zoals opgenomen in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering [2].

De door de overheid aan te tonen bewijslast blijft in deze blog verder buiten beschouwing. Denk hierbij aan vragen als ‘Waarom is specifiek dit bedrijf (of deze stal/dit stalgedeelte/dit stalsysteem/ etc.) noodzakelijk in het kader van de onteigening en bijvoorbeeld niet de veehouderij van de buurman?’

Spelregels

Als extern salderen in provincie X toegestaan is én initiatiefnemers zich houden aan de bijbehorende spelregels [1], dan lijkt niets het gebruikmaken van de provinciale beleidsregel in de weg te staan. Als gevolg van extern salderen (niet zijnde (ver)lease) vindt immers 30% afroming plaats. Deze afroming vindt plaats ten opzichte van de bruto hoeveelheid stikstofemissie die wordt gesaldeerd tussen saldogever en saldo-ontvanger. De afroming komt ten goede aan de natuur. Dit is natuurwinst.

Dwangmiddel toepassen?

De vrijwillige opkoop- en beëindigingsregelingen leiden naar verwachting niet tot het beoogde/gewenste resultaat. Als we hiervan uitgaan, zal de overheid zich op enig moment genoodzaakt voelen om onteigening in te zetten. Bij het bepalen van de uitgangspunten voor de schadeloosstelling zal er rekening mee worden gehouden dat de te onteigenen onroerende zaak in functie is als veehouderijbedrijf.

In de meeste gevallen is de eigenaar van de natuurvergunning ook de eigenaar-gebruiker van de inrichting. Dit betekent echter niet zonder meer dat de natuurvergunning – als onderdeel van de (te onteigenen) onroerende zaak, inclusief de inrichting – ‘automatisch’ mee overgaan van de huidige eigenaar naar de nieuwe eigenaar, i.c. de overheid.

De eigenaar van de vergunning zou in overweging kunnen nemen om, vooruitlopend op het onteigeningsvonnis, de natuurvergunning extern te salderen naar een derde. Dan zal de onteigening achterwege kunnen blijven. Want wat is de nut en noodzaak van onteigening als de veehouderijactiviteiten van de te onteigenen onroerende zaak zijn beëindigd op de peildatum? Dit is nu nog het moment van inschrijving van het onteigeningsvonnis.

Mogelijke oplossing

De veehouder die zijn veehouderijactiviteiten (vrijwillig) heeft beëindigd, kan de gebouwen dan voor andere doeleinden gebruiken. In dit kader is wel aan te raden om vooraf aan het extern salderen, contact op te nemen met betreffende overheden om aspecten die er bij het stikstofvraagstuk toe doen te bespreken.

Als voormelde praktijksituatie zich voordoet, wordt het beoogde eindresultaat in mijn optiek eerder bereikt dan met inzet van dwangmiddelen, zoals het toepassen van onteigening.

Bijkomende voordelen van ‘de markt het werk laten doen’ zijn dat er minder belastinggeld wordt verspild en dat wordt bijgedragen aan het (gedeeltelijk) oplossen van het arbeidstekort in het overheidsapparaat.

Voetnoten:
[1] ECLI:NL:RVS:2022:3074
[2] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2021-140.html

Thema Landbouwvrijstelling: 3-belaste claims

De landbouwvrijstelling. Geliefd en gehaat. In onze rentmeesterspraktijk merken we dat hierover vragen leven. Zoveel uiteenlopende vragen, dat deze niet allemaal in één blog te behandelen zijn. Daarom hebben wij ervoor gekozen een reeks van artikelen over het thema Landbouwvrijstelling te maken. In elk artikel komt een ander deelonderwerp aan bod.

Dit is deel 3: landbouwvrijstelling en belaste claims.

Uit gesprekken met opdrachtgevers voor wie een taxatie van een agrarisch object plaatsvindt, blijkt geregeld dat op dat object een fiscale claim rust. Die claim heeft nog niet direct effect op de waardering, maar die claim heeft wel effect op wat die verkopende agrariër “netto” overhoudt.

In deze bijdrage staan de volgende vragen centraal:

  • Wat is het effect van een belaste claim?
  • Wat gebeurt er als de landbouwvrijstelling zou zijn afgeschaft in deze situatie?

De oorzaak van het ontstaan van die claim kan heel divers zijn. Een voorbeeld van een dergelijke fiscale claim is een zogenaamd (belast) pachtersvoordeel [1].

Het effect is dat u als ondernemer die belaste claim uit het verleden hebt ondergebracht in een lagere fiscale boekwaarde [2] [3]. Daarmee heeft u bereikt dat de heffing die u in het verleden had moeten betalen, naar de toekomst heeft verschoven. Dat wil zeggen, uitstel van belastingheffing.

Een voorbeeld

  • Er wordt 10 ha landbouwgrond verkocht;
  • De koper en verkoper zijn ondernemer en oefenen een landbouwbedrijf uit;
  • De WEVAB (vrije agrarische waarde) is € 85.000 per ha. Voor 10 ha is de opbrengst (waarde in het economisch verkeer) € 850.000;
  • De boekwaarde is € 25.000 per ha. Voor 10 ha is de boekwaarde € 250.000;
  • Er rust een belaste claim uit het verleden op deze grond van € 75.000 (aanname!)
  • Het gaat in het voorbeeld alleen om inkomstenbelasting.

Uitwerking in getallen

Effect landbouwvrijstelling

met landbouwvrijstelling
Doordat de landbouwvrijstelling deels zijn werk doet, is de boekwinst per saldo niet volledig onbelast. Het destijds belaste deel van € 75.000 komt door de verkoop van dit perceel “boven” drijven. De hoogte van de te betalen belasting is afhankelijk van de situatie binnen die onderneming en de belastingdruk voor die situatie. Bij een belastingdruk van 45% (aanname!) betekent dit een afdracht aan de fiscus van € 20.250.

zonder landbouwvrijstelling
Als de landbouwvrijstelling niet zou werken, dan is de belastbare winst € 600.000. In dat geval is deze winst opgebouwd uit een deel boekwinst doordat de landbouwvrijstelling niet meer werkt én een deel dat is ontstaan uit het “vrijvallen” van de belaste claim van destijds. De hoogte van de te betalen belasting is afhankelijk van de situatie binnen die onderneming en de belastingdruk voor die situatie. Bij een belastingdruk van 45% (aanname!) betekent dit een afdracht aan de fiscus van € 270.000.

Conclusie

In dit voorbeeld is te zien dat vanuit de fiscale boekwaarde voor het te verkopen perceel de verkoopwinst (boekwinst) berekend wordt. In dit geval is er een belaste claim verwerkt.

Het is van belang dat er wordt gehandeld tussen ondernemers die een landbouwbedrijf uitoefenen.

Het voorbeeld laat ook zien wat het effect van de landbouwvrijstelling is als er sprake is van belaste claims.

Voetnoten:
[1] Een pachtersvoordeel ontstaat als een pachter op basis van een zakelijke pachtovereenkomst de landbouwgronden overneemt tegen een lagere waarde dan de vrije waarde.
[2] Terug te vinden in uw fiscale boekhouding.
[3] De oorzaak van de lagere boekwaarde kan divers zijn, bijvoorbeeld een verkoop uit het verleden waarbij een herinvestering is afgeboekt of een aankoop uit pacht.

Thema Landbouwvrijstelling: 2-hoe werkt dat? Een rekenvoorbeeld.

De landbouwvrijstelling. Geliefd en gehaat. In onze rentmeesterspraktijk merken we dat hierover vragen leven. Zoveel uiteenlopende vragen, dat deze niet allemaal in één blog te behandelen zijn. Daarom hebben wij ervoor gekozen een reeks van artikelen over het thema Landbouwvrijstelling te maken. In elk artikel komt een ander deelonderwerp aan bod.

Dit is deel 2: hoe werkt dat? Een rekenvoorbeeld.

De landbouwvrijstelling is een fiscale regeling binnen de inkomstenbelasting. De basisgedachte is om winsten behaald bij de verkoop- of overdracht van landbouwgronden fiscaal onbelast te laten. Deze landbouwgronden moeten dan wel gebruikt worden voor een landbouwbedrijf.

In deze bijdrage staan de volgende vragen centraal:

  • Wat gebeurt er als er een oppervlakte landbouwgrond wordt verkocht?
  • Wat gebeurt er als de landbouwvrijstelling zou zijn afgeschaft in deze situatie?

Een voorbeeld

  • Er wordt 10 ha landbouwgrond verkocht;
  • Verkoper is ondernemer en oefent een landbouwbedrijf uit;
  • De WEVAB (vrije agrarische waarde) is € 85.000 per ha. Voor 10 ha is de opbrengst (waarde in het economisch verkeer) € 850.000,-;
  • De boekwaarde is € 25.000 per ha. Voor 10 ha is de boekwaarde € 250.000,-;
  • Er rusten geen belaste claims uit het verleden op de grond (bijvoorbeeld door koop uit pacht);
  • Het gaat in het voorbeeld alleen om inkomstenbelasting.

Uitwerking in getallen

Effect landbouwvrijstelling

Doordat de landbouwvrijstelling haar werk doet, is de boekwinst per saldo onbelast.

Als de landbouwvrijstelling niet zou werken, dan is de belastbare winst € 600.000,-.

De hoogte van de te betalen belasting is afhankelijk van de situatie binnen die onderneming en de belastingdruk voor die situatie. Bij een belastingdruk van 45% (aanname!), betekent dit een afdracht aan de fiscus van € 270.000,-.

Het verschil tussen wel of geen landbouwvrijstelling is in dit voorbeeld dus € 270.000,-.

Conclusie

In dit voorbeeld is te zien dat vanuit de fiscale boekwaarde voor het te verkopen perceel de verkoopwinst (boekwinst) berekend wordt.

Het is van belang dat de verkoper een onderneming en een landbouwbedrijf uitoefent.

Het voorbeeld laat ook zien wat het effect van de landbouwvrijstelling is.

Vervolgartikelen Thema Landbouwvrijstelling

In de reeks wordt stilgestaan bij de werking van de landbouwvrijstelling aan de hand van vragen uit de praktijk en geven we praktische voorbeelden.

Ook gaan we in op het strategische belang en de toekomst van de landbouwvrijstelling. Wordt dus vervolgd.

Klik hier om meer te lezen over de Landbouwvrijstelling.  

Meer weten?

Heeft u vragen over de landbouwvrijstelling, herwaarderen of bedrijfsstrategie? Neem dan contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.

Wat wel kan – volgens Remkes

Het op 5 oktober 2022 verschenen adviesrapport van Johan Remkes draagt de uitnodigende titel: Wat wel kan, uit de impasse en een aanzet voor perspectief”.

Dat klinkt al heel anders dan de eerder verschenen rapporten en de teksten die regelmatig door onze gekozen politici worden gebruikt. Het rapport is een langverwachte visie op de stikstofimpasse en onder andere een resultaat van het overleg tussen Remkes, overheden, agrariërs, natuurorganisaties, juristen, economen en het bedrijfsleven.

Wijzigingen in rapport Remkes

Dan naar de inhoud. Het rapport borduurt voort op de eerder uitgezette lijnen met betrekking tot stikstofreductie maar bevat een aantal belangrijke wijzigingen:

  • Remkes houdt vast aan een reductie van 50% per 2030 maar niet overal is dit meer een harde deadline. Er moet ruimte komen voor maatwerk.
  • Het voorstel is om 500 tot 600 “piekbelasters” binnen een jaar te laten stoppen of in ieder geval de emissies te laten beëindigen.
  • De overheid moet alternatieven ondersteunen die op deze locaties tot gegarandeerde reducties leiden binnen een jaar.
  • Gedwongen uitkoop moet volgens Remkes in uiterste gevallen een optie worden om het resultaat te kunnen bereiken.
  • Niet alleen agrarische bedrijven vallen onder de piekbelasters. Ook andere sectoren moeten bijdragen.
  • Focus ligt op perspectief. Piekbelasters moeten de mogelijkheid krijgen om elders verder te gaan of een ander bedrijfsmodel te realiseren op dezelfde plaats.
  • Niet langer is de Kritische Depositie Waarde (KDW) heilig. Het moet gaan om de daadwerkelijke staat van de natuur.
  • De inmiddels beruchte kaart met stikstofreducties gaat van tafel.
  • Er komt ruimte voor tussentijdse evaluaties in 2025 en 2028.

Uitgangspunt is nu perspectief in plaats van kille cijfers

Persoonlijk vind ik de nieuwe/aangepaste visie van Remkes een hele goede stap om de impasse te doorbreken. Er moet iets gebeuren en het kan niet anders dan dat er bedrijven moeten worden verplaatst vanuit de gevoelige gebieden.

Positief is dat het uitgangspunt is gewijzigd naar perspectief en de daadwerkelijke staat van de natuur en niet alleen over kille rekenmethodes gaat. Voor de duidelijkheid: deze rekenmethoden via het programma AERIUS blijven. Dat is ook nodig omdat er anders geen effecten berekend kunnen worden en dus ook geen nieuwe vergunningen kunnen worden verleend.

Gedwongen uitkoop/opkoop sleutel tot oplossen impasse

De reacties op het rapport zijn vanuit alle richtingen overwegend positief en dat is een compliment voor Remkes.

Een groot bezwaar vanuit de agrarische sector is de door Remkes genoemde mogelijkheid tot gedwongen uitkoop voor “piekbelasters”. Met respect voor de emoties van de ondernemers die het betreft, denk ik dat hier juist de sleutel ligt tot het oplossen van de impasse. Dit standpunt wil ik graag toelichten.

Meer mogelijkheden tot compensatie

Gedwongen uitkoop/opkoop. Dit klinkt onprettig en het is eigenlijk iets dat niemand wil. Zeker niet in Nederland. Puur kijkend naar rationele argumenten, dan geeft het de overheid én de ondernemer wel veel meer mogelijkheden tot compensatie van de financiële nadelen.

De huidige vrijwillige regelingen bieden door de Europese staatssteunregels alleen maar een compensatie voor het verlies van de marktwaarde van het onroerend goed en eventuele productierechten. Dat wordt anders op het moment dat er in het kader van algemeen maatschappelijk belang gedwongen kan worden uitgekocht of gestaakt. De overheid heeft op dat moment de mogelijkheid om de desbetreffende ondernemer volledig schadeloos te stellen. Dan kunnen dus óók de inkomensschade, kosten voor bedrijfsverplaatsing en andere bijkomende schade worden vergoed. In financieel opzicht levert dit een veel ruimhartiger vergoeding op.

Gedwongen uitkoop/opkoop is geen onteigening

Gedwongen uitkoop/opkoop is daarbij niet hetzelfde als onteigening. Onteigening is een ultimum remedium en kan alleen worden ingezet indien de overheid er niet in slaagt om de benodigde onroerende zaken minnelijk te verwerven. Deze stok achter de deur is wel nodig voor de overheid om in het minnelijk overleg te kunnen vergoeden op basis van volledige schadeloosstelling. De overheid moet kunnen aantonen dat er een noodzaak is om de grond of het gebouw te verwerven voor het algemeen belang.

Dit brengt mij weer terug bij het advies van Remkes aan het kabinet om zo snel mogelijk in Brussel te gaan praten om het maatschappelijk belang te beargumenteren voor een vergoeding op basis van een volledige schadeloosstelling.

De gelijkenis in de kranten met een grote zak geld is naar mijn mening onjuist. Het zal inderdaad gaan om veel geld maar het is nodig om de financiële schade voor de ondernemers te vergoeden. De opdracht aan het kabinet is ook om deze beeldvorming nadrukkelijk bij te stellen.

Begrip voor emoties

Bovenstaande uiteenzetting gaat voorbij aan de emotionele aspecten van het staken of verplaatsen van bedrijven.

Mocht de overheid de mogelijkheid krijgen tot een gedwongen staking of uitkoop, dan moet niet alleen de overheid maar ook de maatschappij begrip hebben voor de emotionele gevolgen van deze keuze en perspectief bieden voor een vervolg van het ondernemerschap. Dat is uiteindelijk veel belangrijker dan geld.

Prinsjesdag 2022 – belangrijke thema’s voor 2023

De derde dinsdag in september is traditioneel het moment in het jaar dat de belastingplannen voor het komende jaar worden gepresenteerd. Voor veel ondernemers is dat ook een moment om naar de toekomst en de koers van de onderneming te kijken.

Wat hebben de nieuwe plannen voor invloed op de agrarische sector? In dit artikel wordt ingegaan op de overdrachtsbelasting, bedrijfsopvolgingsregelingen en de landbouwvrijstelling.

Overdrachtsbelasting

De overdrachtsbelasting heeft twee tarieven, namelijk:

  • een tarief voor niet-woningen en woningen die niet door de koper als hoofdverblijf gebruikt worden. In 2022 is dit 8%.
  • een tarief voor woningen die door de koper als hoofdverblijf gebruikt worden. In 2022 is dit 2%.

Het hoge tarief voor niet-woningen en woningen die geen hoofdverblijf zijn, stijgt per 1 januari 2023 naar 10,4%. Een stijging van 2,4%.

Door deze aanpassing gaan bedrijven en beleggers bij de aankoop van onroerende zaken meer overdrachtsbelasting betalen. Deze verhoging neemt een steeds dominantere rol in de advisering rondom onroerend goed.

Voor woningen voor eigen gebruik blijft het overdrachtsbelastingtarief 2% of geldt een startersvrijstelling.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

In de praktijk maken ondernemers bij een bedrijfsoverdracht vaak gebruik van de fiscaal gunstige bedrijfsopvolgingsregelingen in de schenk- en erfbelasting en in de inkomstenbelasting.

Deze regelingen staan al jaren ter discussie. De discussie spitst zich toe op versobering van deze regelingen. In de nu gepresenteerde plannen is er geen duidelijkheid over de toekomst van de bedrijfsopvolgingsregelingen.

Door het kabinet wordt in de plannen onderstreept dat de continuïteit van familiebedrijven gegarandeerd blijft door een reële bedrijfsopvolging eenvoudiger en eerlijker te maken.

Het kabinet komt naar verwachting in november 2022 met concrete plannen over de bedrijfsopvolgingsregelingen.

Landbouwvrijstelling (nog) ongewijzigd

In de inkomstenbelasting is de landbouwvrijstelling voor de agrarische praktijk een belangrijke vrijstelling. In de door het kabinet gepresenteerde belastingplannen voor 2023 komt de landbouwvrijstelling niet aan de orde.

Momenteel is het wachten op een beleidsevaluatie over de landbouwvrijstelling. Deze evaluatie wordt ergens eind 2022 verwacht. De uitkomst van de evaluatie kan alle kanten uit te gaan.

Uit correspondentie van het ministerie valt op te maken dat een aantal fiscale regels (onder andere de landbouwvrijstelling) kan worden beperkt of versoberd.

De dreigende aanpassing in de landbouwvrijstelling vertaalt zich al jaren in vragen over de mogelijkheden om landbouwgronden te herwaarderen. Bij herwaarderen maak je gebruik van de mogelijkheden van de (nu geldende) landbouwvrijstelling.

Heeft u vragen? Wij zijn u graag van dienst.

Thema Landbouwvrijstelling: 1-de basis en de toekomst

Al jarenlang wordt er gesproken over de afschaffing van de landbouwvrijstelling. Een van de argumenten die doorklinkt, is dat de regeling haar nut heeft verloren.

De landbouwvrijstelling[1] kent een lange geschiedenis.

In onze rentmeesterspraktijk krijgen we geregeld vragen die samenhangen met de landbouwvrijstelling en de mogelijke afschaffing daarvan.

Landbouwvrijstelling en haar cruciale functie

De landbouwvrijstelling heeft allerlei raakvlakken met de agro-praktijk en vervult daarin een cruciale functie.

Allereerst is het belangrijk om stil te staan bij de basisgedachte van deze (fiscale) vrijstelling voor de landbouwsector.

De basisgedachte van de landbouwvrijstelling is om winsten behaald bij de verkoop- of overdracht van landbouwgronden[2] fiscaal onbelast te laten.

Hier komt het begrip WEVAB (waarde in het economisch verkeer bij agrarisch gebruik) boven drijven. De WEVAB is de waarde waarvoor agrarisch onroerend goed wordt verhandeld.

Voor een agrarisch ondernemer is de landbouwvrijstelling in zijn onderneming ook van groot belang. De landbouwvrijstelling heeft als effect dat er geen (of minder) belasting betaald moet worden. Dit gaat spelen als de agrarische ondernemer met strategische thema’s in aanraking komt, zoals:

  • kan ik mijn bedrijf wel overdragen?
  • waar ligt mijn bedrijf? 
  • wat doet dit voor de waarde van mijn onderneming?
  • moet ik juist verkopen of kopen?
  • wat is het effect van afschaffen van de landbouwvrijstelling en kan ik daar op voorsorteren?

Kortom, voor agrarische ondernemers zijn er op beslismomenten veel onderwerpen die te maken hebben met de landbouwvrijstelling, herwaarderen en bedrijfsstrategie.

Rondom de landbouwvrijstelling spelen op bedrijfsniveau veel vragen en bovendien zijn deze vaak nog ingegeven door de specifieke casuspositie. Voor ondernemers is het van belang om tijdig te schakelen met zijn of haar accountant om de fiscale positie te optimaliseren.

Vervolgartikelen Thema Landbouwvrijstelling

In de reeks wordt stilgestaan bij de werking van de landbouwvrijstelling aan de hand van vragen uit de praktijk en geven we praktische voorbeelden.

Ook gaan we in op het strategische belang en de toekomst van de landbouwvrijstelling. Wordt dus vervolgd.

Heeft u vragen over de landbouwvrijstelling, herwaarderen of bedrijfsstrategie? Neem dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.

Voetnoten
[1] Inkomstenbelasting
[2] Aangewend in het kader van een landbouwbedrijf

Jacht op haas en konijn beperkt

In 2020 besloot de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Carola Schouten, nog dat het niet nodig was de jacht op hazen en konijnen te stoppen: hazen en konijnen werden immers niet in hun voortbestaan bedreigd.

Inmiddels is dit idee 180⁰ gedraaid en heeft Minister voor Natuur en Stikstof, Christianne van der Wal, op 26 juli 2022 de wijziging van de Regeling natuurbescherming en de omgevingsregeling ondertekend.

Met de publicatie hiervan in de Staatscourant op 28 juli 2022 is het verbod van de jacht op haas en konijn voor het jachtseizoen 2022/2023 een feit.

In de provincies Groningen, Utrecht en Limburg mag in het aankomend jachtseizoen niet gejaagd worden op het haas.

Er geldt een landelijk verbod voor de jacht op het konijn.

Afname populaties

Het besluit van de minister is (mede) tot stand gekomen op basis van een onderzoek van Wageningen Environmental Research (WEnR) en Sovon Vogelonderzoek Nederland naar de staat van instandhouding (SvI) van haas en konijn.

De SvI is een maatstaf die wordt gebruikt om de duurzaamheid van een bepaalde wilde dierpopulatie te bepalen: hoe gaat het met de soort en wat is de verwachting op de middellange termijn?

De SvI’s van beide soorten zijn beoordeeld op basis van vier aspecten:

  • verspreiding
  • populatie
  • leefgebied
  • en het toekomstperspectief.

De verspreiding en het leefgebied zijn voor beide soorten beoordeeld als gunstig. Het aspect populatie wordt als zeer ongunstig beoordeeld, het aspect toekomstperspectief is beoordeeld als ‘onbekend’.

Volgens de methodiek is de SvI van een soort zeer ongunstig als één of meer van de vier aspecten beoordeeld wordt als zeer ongunstig. Voor het haas en het konijn, met een zeer ongunstige beoordeling van het aspect populatie, is de eindbeoordeling dus uitgekomen op ‘zeer ongunstig’.

In hoeverre deze conclusie terecht heeft geleid tot het niet openen van de jacht op deze twee soorten is nog maar de vraag. Anders dan de Universiteit Wageningen heeft gerapporteerd, is de SvI van beide soorten niet in het geding. Niet alleen ligt aan dit onderzoek een onjuiste beoordelingsmethodiek ten grondslag, ook zijn er discutabele keuzes gemaakt rond gebruikte data en referentiejaren, aldus de jagersverenigingen.

Schadebestrijding blijft wel mogelijk

Het konijn staat op de landelijke vrijstellingslijst. Op grond van de landelijke vrijstellingslijst blijft het mogelijk om schadebestrijding op konijn uit te voeren.

Schadebestrijding van het haas blijft mogelijk daar waar er sprake is van een provinciale ontheffing.

Kort geding dierenorganisaties

De vordering in het kort geding dat door dierenorganisaties was aangespannen om het konijn van de landelijke vrijstellingslijst te verwijderen, is door de rechtbank in Den Haag afgewezen.

Op 16 augustus 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat de vermelding van het konijn op de landelijke vrijstellingslijst rechtmatig is genomen. De dierenorganisaties hebben niet aannemelijk kunnen maken dat het konijn door plaatsing op de landelijke vrijstellingslijst in zijn bestaan bedreigd zou worden.

Bodemprocedure

Zoals hiervoor is opgemerkt berust het besluit van de minister volgens de jagersverenigingen op onjuiste aannames over de SvI van beide soorten en het hanteren van onjuiste beoordelingsmethoden.

Daarom heeft de KNJV (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging) besloten om een bodemprocedure tegen de Nederlandse Staat te voeren. In de bodemprocedure wordt de rechter verzocht om een definitief oordeel te geven over de beoordelingsmethode die moet worden gehanteerd bij het bepalen van de SvI. Daarnaast zal de rechter toetsten of de ministeriële regeling onrechtmatig is.

De uitkomst van de bodemprocedure kan bepalend zijn voor volgende jachtseizoenen en voor alle bejaagbare wildsoorten. Een bodemprocedure (exclusief een eventueel hoger beroep) duurt gemiddeld enkele maanden tot een jaar. Het zal dus nog wel even duren voordat er duidelijkheid is over de rechtmatigheid van de beslissing van de minister.

Wordt vervolgd!

Hier kunt u meer lezen over jacht in Nederland.

Van de PAS en Wnb naar ADC?

Aan ambities, brieven, discussies, doelstellingen, gesprekken, plannen, regels, rechtspraak én visies geen gebrek. Daarentegen ontbreekt het wél aan perspectief en concrete oplossingen voor met name de landbouwsector. Hoe kan het ook anders dan dat we het weer hebben over… stikstof…

De oplossing voor PAS-melders komt steeds dichterbij. Immers medio 2025 lijkt nog ver weg, maar voor je het weet is het zover; dan zijn alle PAS-meldingen gelegaliseerd. Of toch niet? Er lijkt nog een grote opgave in het verschiet te liggen als het gaat om legalisatie.

4-trapsraket legalisatieproces

Het gehele legalisatieproces bestaat uit vier stappen.

  1. aanmelden en aanleveren gegevens
  2. gegevensverificatie (hierna volgt bericht van het bevoegd gezag)
  3. ontwikkelruimte
  4. vergunning (hierna volgt bericht van het bevoegd gezag)

Uitgangspunt is dat de stappen 1 en 2 goed zijn doorlopen. Dan stap 3: ontwikkelruimte.

Wat is ‘ontwikkelruimte’?

Het betreft stikstofruimte die ontstaat door(dat de overheid) bronmaatregelen (treft). Denk hierbij aan de opkoop- en beëindigingsregelingen, zoals die eerder zijn aangekondigd of reeds zijn uitgevoerd, zoals de regeling Warme Sanering Varkenshouderij.

Stel, er is ontwikkelruimte beschikbaar. En dan?

Dit betekent dat er stikstofruimte ‘vrij’ komt en daarna, indien nodig verspreid over diverse partijen, kan worden ingezet. Zodoende kunnen Wnb-vergunningen worden verleend en is stap 4 voltooid.

Prioritering ontwikkelruimte

Het bevoegd gezag zal PAS-projecten die vóór 13 januari 2022 een handhavingsverzoek hebben ontvangen prioriteit geven bij het reserveren van depositieruimte (ontwikkelruimte). Dit lijkt een begrijpelijke keuze. In mijn optiek wordt het PAS interessant bij de andere ‘gevallen’.

Is ontwikkelruimte aan te merken als ‘schaarse vergunning’?

De vraag die bij mij opkomt is ‘hoe gaat men te zijner tijd om met de verdeling van de ontwikkelruimte die beschikbaar komt?’ Er moet immers eerst ‘ontwikkelruimte’ beschikbaar zijn, alvorens deze kan worden toebedeeld aan een PAS-project.

Is een Wnb-vergunning op zichzelf een schaarse vergunning? En zo nee, is de ‘ontwikkelruimte’, als onderdeel van die Wnb-vergunning, dan wel als ‘schaarse vergunning’ aan te merken? Of anders gezegd: zou men bij toekenning van de ontwikkelruimte ook de in eerdere uitspraken gestelde criteria van ‘schaarse vergunningen’ in acht kunnen, misschien zelfs wel moeten nemen, zoals:

  • het bieden van gelijke kansen;
  • het creëren/beperken van mededingingsruimte;
  • een passende mate van openbaarheid.

Indien de hiervoor omschreven criteria niet opgaan, leidt dit dan (onbedoeld?) tot een politiek verdeel-en-heersspel, waarbij het spreekwoord de een zijn dood is de ander zijn brood werkelijkheid wordt? Het PAS-legalisatieproces lijkt allerminst een gelopen race…

ADC-toets; de laatste strohalm?

Voor de ‘blijvers’ onder de PAS bestaat de mogelijkheid om zelf actief de ‘markt’ op te gaan, de portemonnee te trekken, teneinde stikstof-/ontwikkelruimte te verwerven. Indien dit op basis van (welke?) objectieve maatstaven, evenals het ‘reguliere’ PAS-legalisatieproces niet slaagt, biedt de ADC-toets dan uitkomst?

De ADC-toets is de laatste mogelijkheid in de systematiek van de Habitatrichtlijn en zou wellicht soelaas bieden in het geval ‘voldaan’ wordt aan de onlosmakelijk met de ADC-toets verbonden eisen:
A – ontbreken van Alternatieven,
D – sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, zoals:

  • voedselvoorziening
  • onderdak/woningbehoefte
  • duurzaamheid
  • ontwikkeling van de economie

C – treffen van Compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

Als de overheid bereid is tot meer doelmatige inzet van het ‘stikstofbudget’ van 24,3 miljard euro, dan resulteert dat in een grotere natuurwinst en worden de gestelde (reductie) doelen sneller behaald.

Positief neveneffect: er is minder belastinggeld nodig, waardoor deze ‘overtollige’ middelen voor andere (inmiddels 10?) crises kunnen worden aangewend.

Wat willen we nog meer?

Bronnen:

Stikstof: minuut 14 tot 21 in uitzending Op1

Onze minister van Economische Zaken en Klimaat, Micky Adriaansens, was op 8 juli 2022 te gast bij het avondprogramma Op1. Een onderwerp dat besproken werd, ging over een van de vele crises waar we momenteel mee te maken hebben, namelijk de energiecrisis.

Raakvlakken energiecrisis en stikstofcrisis

De energiecrisis heeft raakvlakken met de stikstofcrisis. Volgens minister Adriaansens ziet de kern op het minder afhankelijk (willen) zijn van het buitenland. Hier hangt het spanningsveld tussen duurzaamheid en investeringsbereidheid mee samen.

Opvallend is dat de aanpak van twee ministers – overigens beiden van dezelfde politieke partij (VVD) – zo verschillend kan zijn. Minister Adriaansens zet in op innovatie en technologische ontwikkelingen voor de industriesector. Minister Van der Wal zet in op reductie van de veestapel…

Uitzending Op1

In minuut 14 tot en met 21 van de uitzending licht minister Adriaansens haar visie toe. Ik raad minister Van der Wal van harte aan om de betreffende televisie-uitzending te bekijken en samen met collega-minister en partijgenoot Adriaansens te praten over haar aanpak en te luisteren naar haar wijze woorden.

Minister Adriaansens wil minder afhankelijk zijn van het buitenland. Deze doelstelling én wens tegelijk, betekent dat we meer zelfvoorzienend zullen moeten worden. Een van de presentatoren vraagt zich hardop af of we oude tijden gaan herbeleven. Hiermee doelt hij op de industriepolitiek in de jaren ’80 (Welke sectoren zijn voor ons van belang? Waar willen we als overheid op inzetten?)

Nederland is bereid om hierin te investeren, zodat we meer grip krijgen, aldus minister Adriaansens. Op de agenda staat ook verduurzaming als hot item genoteerd.

Minister Adriaansens geeft blijk inzicht te hebben in enerzijds het spanningsveld tussen ‘minder afhankelijk worden van’ in combinatie met ‘meer grip krijgen’ en anderzijds de ‘uitdaging van verduurzaming’. Zij heeft oog voor de balans.

We zouden volgens haar niet alleen moeten “beprijzen” – het bedrijven zo moeilijk maken dat ze vertrekken en vervolgens in een ander land niet schoon gaan produceren – maar juist inzetten op technologische mogelijkheden. Met elkaar – dus met de bedrijven zelf – tot een oplossing komen en niet alleen vanuit een torenkamer hierover beslissen! Met deze uitspraken getuigt zij van begrip voor het reilen en zeilen in de praktijk.

Draagvlak creëren

Het is van belang om draagvlak te creëren bij betrokken partijen. Minister Adriaansens geeft goed weer hoe dat te doen: samen met kennisinstellingen én bedrijven optrekken en een probleemanalyse maken.

Wat is er nu nodig om te investeren? Het beantwoorden van deze vraag door alleen de overheid is te kort door de bocht. Maar als we deze vraag samen beantwoorden komen we zoveel verder.

Ná de Op1-uitzending ben ik nieuwsgierig naar de uitleg van minister Van der Wal waarom wij in Nederland niet veel meer inzetten op technologische oplossingen voor de ‘stikstofcrisis’, in plaats van op reductie van de veestapel? Waar een wil is, is een weg. Toch? Het woord is nu aan minister Van der Wal.

De parallel tussen pachtnormen 2022 en de box 3-perikelen

Pachtnormen 2022

Recentelijk heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de pachtnormen voor 2022 gepubliceerd1. In het pachtnormenbesluit worden de hoogst toelaatbare pachtprijzen voor 2022 gepubliceerd. De pachtnormen zijn gebaseerd op de bedrijfsresultaten van middelgrote- en grote akkerbouw- en melkveebedrijven in de periode 2016-2020.

Regionaal zijn er verschillen, maar de tendens is dat de regionorm over de hele lijn gezien gedaald is!

Als je als voorbeeld nu eens het gebied Zuidwestelijk akkerbouwgebied pakt, dan zie je een daling van 23% voor de regionorm voor los land2.
In getallen: per hectare van € 471,- in 2021 naar € 365,- in 2022.
De grondprijs per ha zit gemiddeld rond de € 80.000,- tot € 100.000,- per ha, de grondprijzen hebben al jaren een stijgende tendens.

Als je dat op je laat inwerken dan zit daar een tegenstelling in. Deze ontwikkeling van stijgende grondprijzen is niet nieuw, maar het systeem om te komen tot de regionorm is hier niet aan gekoppeld. Dit wringt steeds meer.

Box 3-perikelen

In de fiscaliteit is een ontwikkeling gaande over hoe er met de heffing in box 3 omgegaan moet worden. Door een aantal arresten van de Hoge Raad3 is het box 3-dossier een hoofdpijndossier geworden voor de overheid. De Hoge Raad heeft in december 2021 aangegeven dat het systeem van box 3 in strijd is met het EVRM-verdrag en aangegeven dat er rechtsherstel in dat dossier geboden is.

Daarna kwam een aantal discussies op gang over hoe nu verder met box 3. Een van de discussies was of ook rechtsherstel geboden kon worden voor belastingplichtigen die geen bezwaar hadden gemaakt voor het betreffende jaar. In mei 2022 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat degene die geen bezwaar hebben gemaakt, geen rechtsherstel krijgen. Dit is een grote groep. Over de vraag of deze groep (die geen bezwaar heeft gemaakt) tegemoetgekomen zal worden, is de politiek aan zet.

Als er gekeken wordt hoe de waarde van verpachte grond in box 3 is vastgesteld, kom je uit bij Tabel 1 behorende bij de handleiding “waardering van verpachte grond in box 3”.

Voor bijvoorbeeld Goeree Overflakkee is de waarde voor 2021 vastgesteld op € 91.900,- per ha en voor regulier verpachte grond is dat 60% hiervan, ofwel € 55.140,- per ha. Deze norm is dan belast tegen minimaal een heffing van € 746,-4.

Dit betekent dat er netto meer belasting betaald wordt dan er pacht binnenkomt, nog los van overige lasten zoals waterschapslasten en eventueel Ruilverkavelingsrente.

Parallel

Inmiddels heeft u waarschijnlijk gevoeld, ‘hier klopt iets niet’ en bent u op zoek naar de parallel. In box 3 betaal je als verpachter meer aan belasting dan je als verpachter ontvangt aan nettorendement5.

De overheid stelt pachtnormen vast met de ene hand en heft met de andere hand via box 3. Het effect is dat de heffing die betaald moet worden vaak hoger is dan het nettorendement dat behaald wordt.

Bezwaar!

Als er geen bezwaar gemaakt wordt tegen een besluit dat je als belastingplichtige raakt, dan verlies je rechten. In feite moet je als verpachter bezwaar maken6 tegen de jaarlijkse vaststelling van de pachtnormen, maar zeker tegen de heffing in box 3.

Langs twee kanten vindt er een uitholling van het vermogen van de grondeigenaar plaats.

Mocht u nog vragen hebben, neem dan gerust contact met mij op.

Voetnoten:
1Brief van 14 juni 2022, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2 De grootste wijziging in de bijlage voor de pachtnormen 2022

Arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, nr 21/01243

Arrest van 20 mei 2022, nr 21/04407

4 Box 3 jaar 2022 via schijf 2, zonder aanpassingen door Box 3 arresten.

5In de blog “Streep door box 3-heffing: taai, maar niet saai!” van mijn collega Schil Herweijer, is hier al eerder aandacht aan besteed. 

6 Dit is praktisch niet mogelijk.

OVTR | Logo RVNR wit
Klijsen taxateurs
Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.

Klijsen taxateurs