Skip to main content

Tag: Julian Bartels

GOL weer stapje dichterbij

Op 14 februari 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2024:625) over twee Noord- Brabantse provinciale inpassingsplannen (PIP), namelijk die van de ‘Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost’ en ‘Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West’ (hierna: GOL).

In de zeer lezenswaardige en omvangrijke uitspraak passeren diverse aspecten de revue. Ik houd de inhoud van deze blog beperkt tot het onderdeel over externe saldering.

Provincie Noord- Brabant heeft bij de benodigde Wnb-vergunningverlening gebruik gemaakt van de (per 1 januari 2024 vervallen) Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant, waarin onder meer de voorwaarden voor externe saldering zijn opgenomen. In deze blog zijn artikelen 2.7, lid 7 en 8 van voormelde Beleidsregel van belang.

Lid 7:

‘Bij het beoordelen van een aanvraag hanteren Gedeputeerde Staten als uitgangspunt dat alleen gebruik wordt gemaakt van de in de toestemming opgenomen N-emissie in de referentiesituatie, voor zover de capaciteit aantoonbaar feitelijk is gerealiseerd.’

Lid 8:

‘Bij de beoordeling van de feitelijk gerealiseerde capaciteit, bedoeld in het zevende lid, gaan Gedeputeerde Staten uit van de op het moment van intrekking of wijziging van de toestemming of het sluiten van een overeenkomst op grond van een toestemming volledig opgerichte installaties en gebouwen, of gerealiseerde infrastructuur en overige voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteit.’

Waar gaat het geschil over?

Het geschil in deze zaak gaat over de vraag of al dan niet wordt voldaan aan het vereiste van de voor het uitvoeren van de activiteit noodzakelijk aanwezige voorzieningen. De Afdeling is van oordeel dat bij deze voorwaarde van belang is of dat de veehouderij materieel daadwerkelijk is opgericht, zodat niet wordt gesaldeerd met toestemmingen, waarvan nooit feitelijk gebruik kan zijn gemaakt.

Eisers stelden zich op het standpunt dat een van de veehouderijlocaties waarmee externe saldering plaatsvond, niet aan de voormelde voorwaarden uit lid 7 en 8 voldeed. Het is duidelijk gebleken dat de veehouderijlocatie is opgericht, in werking is geweest en nog steeds aanwezig is. Volgens eisers waren de noodzakelijke voorzieningen niet meer aanwezig, omdat:

  1. de fosfaatrechten, die noodzakelijk zouden zijn voor het uitvoeren van de activiteit, reeds zijn verkocht;
  2. de installaties zo verouderd zijn en spoedig op grond van de Interim omgevingsverordening vervangen dienen te worden dat niet wordt voldaan aan de vereisten.

De Afdeling laat in overweging 44.2 van deze tussenuitspraak duidelijk blijken dat het bij feitelijk gerealiseerde capaciteit gaat om ‘…gebouwen, infrastructuur, installaties of overige voorzieningen die nodig zijn voor het uitvoeren van een activiteit…’.

Onder ‘overige voorzieningen’ wordt bijvoorbeeld terreinen ingericht voor op- en overslag verstaan. Dit citaat volgt uit de toelichting van de Beleidsregel intern salderen. De Afdeling ziet in deze zaak geen grond om ‘feitelijk gerealiseerde capaciteit’ anders te benaderen dan bij ‘intern salderen’.

Het is bij de beoordeling dan ook niet van belang of de veehouderij beschikt over fosfaatrechten. Immers, externe saldering geschiedt met een ‘toestemming’ op grond van artikel 2.1 Beleidsregel. Hieruit volgt niet dat fosfaatrechten noodzakelijk zijn bij salderen. De noodzaak hiervan blijkt evenmin uit andere voorwaarden van de Beleidsregel.

Eiser stelde zich ook op het standpunt dat de veehouderlocatie niet op een rendabele wijze kan worden voortgezet, omdat de installaties verouderd zijn (zie voormeld onder punt 2.) De Afdeling is van oordeel dat het niet van belang is of de voorzieningen bij de veehouderijlocatie economisch rendabel zijn. Dit is van belang bij beantwoording van de vraag of dat de veehouderij materieel daadwerkelijk in werking kon zijn en is geweest conform de vergunning.

Conclusie

Conclusie van bovenstaande is dat er voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 2.7 lid 7 en 8 van de Beleidsregel en de saldering op grond hiervan doorgang kan vinden, ware het niet dat er andere belangrijke aspecten nadere motivering behoeven, die in deze blog niet aan de orde komen.

In onze praktijk krijgen we vaker vragen over de mogelijkheden van extern salderen en over de waarde van de te salderen depositie. Voornoemde uitspraak onderschrijft nogmaals het belang om alle aspecten bij extern salderen vooraf goed te toetsen.

Meer weten? Overweegt u ook om extern salderen toe te passen? Of heeft u andere vragen over het stikstofdossier en/of landelijk en agrarisch vastgoed? Neem dan contact met ons op!

Uitspraak bestemmingsplan RvR Bornhemweg Oudenbosch

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State deed op 7 februari 2024 uitspraak (ECLI:NL:RVS:2024:485) in een zaak die twee eisers hadden aangespannen tegen Gemeente Halderberge. We hebben één van de eisers bijgestaan. Wat was er aan hand? 

Geschil

De gemeente is eigenaar van een perceel grond gelegen ten noorden van de kom van Oudenbosch (NB). De gemeente wil de bouw van 18 ruimte-voor-ruimte woningen mogelijk maken op het perceel. Het huidige bestemmingsplan ‘Kom Oudenbosch’ bood hiervoor geen ruimte. De gemeente maakte een nieuw bestemmingsplan ‘RvR Bornhemweg ong. naast nr. 129a, Oudenbosch’. Door deze aanpassing en het nieuwe bestemmingsplan, zou de bouw van 18 ruimte-voor-ruimte woningen worden mogelijk gemaakt.

Ook vroeg de gemeente het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant om een herbegrenzingsbesluit te nemen, zodat de begrenzing van het gebied ‘verstedelijking afweegbaar’ werd aangepast. Gedeputeerde Staten gaf hieraan gehoor.

De bezwaarmakers konden niet instemmen met het plan vanwege de zorgen voor beperkingen in de bedrijfsvoering (en ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf).

Zij hadden in eerder overleg voorgesteld de woonkavels op grotere afstand tot de bedrijven te realiseren. Helaas ging de gemeente daar niet in mee, met als gevolg een bestemmingsplanprocedure.

Beroepen

Eisers stelden bij het ingestelde beroep zaken aan de orde die met het woon- en leefklimaat, met de toetsing aan het herbegrenzingsbesluit en met de interim omgevingsverordening Noord- Brabant te maken hebben.

Richtwaarde geluid
De richtwaarde voor geluid wordt overschreden. De gemeenteraad is uitgegaan van de bestemming ‘Wonen’ op het perceel van eiser, maar is ten onrechte volledig aan het feitelijke gebruik van de locatie van eiser voorbijgegaan.

Richtafstand VNG-brochure
De richtafstand van de 50 meter vanaf het bouwblok tot de dichtstbijzijnde gevel van de nog te bouwen woningen, conform de VNG-brochure, wordt niet gehaald, gelet op het type bedrijf en de oppervlakte ervan.

Overgangsrecht
Bestaand legaal gebruik is onder voorwaarden beschermd onder het overgangsrecht, zo valt op te maken uit bestemmingsplan ‘Kom Oudenbosch’. De eiser voldoet aan de voorwaarden, te weten op grond van het bestaande bestemmingsplan toegestane gebruik op de peildatum en het doorlopende bedrijfsmatige gebruik van (de bebouwing op) het perceel. En dus moest uitgegaan worden van een bedrijfslocatie in plaats van ‘Wonen’.

Samengevat: de Afdeling Bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de gemeenteraad bij vaststellen van het bestemmingsplan op de onderdelen ‘woon- en leefklimaat’, waartegen beroep is ingesteld, tekort is geschoten.

Toetsing herbegrenzingsbesluit
Eiser stelt zich op het standpunt dat Gedeputeerde Staten de begrenzing van het werkingsgebied ‘verstedelijking afweegbaar’ niet mocht wijzigen, omdat niet voldaan wordt aan de richtafstand van de VNG-brochure. Dit betoog slaagt. Immers, uit het verzoek van de raad aan het college van Gedeputeerde Staten blijkt dat uitgegaan is van een onjuist standpunt ten aanzien van de bestemming (alleen ‘Wonen’ en geen bedrijf) die op de locatie van eiser rust. De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft het herbegrenzingsbesluit dan ook buiten toepassing gelaten.

Artikel 3.80 Interim Omgevingsverordening
Eiser stelt dat het plan strijdig is met artikel 3.80, eerste lid van de (provinciale) IOV, omdat niet voldaan wordt aan voorwaarde b van dit artikel.

Het artikel luidt: “Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in één of meerdere ruimte-voor-ruimtekavels, ieder ten behoeve van de bouw van één woning, indien:

  1. Er sprake is van een aanzienlijke winst van de omgevingskwaliteit;
  2. De ruimte-voor-ruimtekavel op een planologisch aanvaardbare locatie in een bebouwingsconcentratie ligt;

Alleen al om het gegeven dat niet voldaan wordt aan een ‘planologisch aanvaardbare locatie’ slaagt dit betoog. Dit leidt ertoe dat het andere argument (ligging ‘buiten een bebouwingsconcentratie’) geen nadere bespreking behoeft. Dit geldt ook voor overige beroepsgronden die in deze zaak nog aan de orde hadden kunnen komen.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt vernietigd. De gemeente gaat een nieuw omgevingsplan te maken, zodat er mogelijk toch gebouwd kan worden op de locatie aan de Bornhemweg te Oudenbosch.

Krijgt u ook te maken met planologische wijzigingen die uw bedrijf raken? We kunnen u daarover adviseren.

Laatste ontwikkelingen pachtrecht

Onze collega Annemiek schreef in februari 2023 een blog over het nieuwe pachtrecht met de titel Nieuw pachtrecht in zicht?’ Inmiddels kunnen we deze vraag bevestigend beantwoorden…

Een samenwerking van vier belangenorganisaties heeft tot een voorstellenpakket voor nieuw pachtrecht geleid.

  1. LTO Nederland
  2. Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK)
  3. Federatie Particulier Grondbezit (FPG)
  4. Bond voor landpachters en eigen-grondgebruikers (BLHB)

Deze partijen hebben het pakket aan maatregelen in september 2023 aan landbouwminister P. Adema aangeboden. De minister waardeerde het aangeboden pakket als positief initiatief, wat zou kunnen bijdragen aan de uiteindelijke vormgeving van het pachtrecht.

Het pakket bevat de volgende onderdelen:

  1. De bestaande reguliere pachtcontracten blijven ongewijzigd.
  2. Nieuwe reguliere pachtcontracten hebben een looptijd van minimaal 18 jaar met een vrije pachtprijs. Op de pachtprijs is dan toetsing op redelijkheid en billijkheid mogelijk. 
  3. Bij geliberaliseerde pacht wordt de pachtduur gemaximaliseerd op zes jaar met een reguleerde pachtprijs. 
  4. Geliberaliseerde pacht wordt ook mogelijk voor opstallen met een vrije pachtprijs.
  5. Een nieuwe fenomeen, te weten ‘de grondruilovereenkomst’. Hiermee kunnen agrariërs onderling grond ruilen voor een termijn van maximaal twee jaar.
  6. Aanscherping toets ‘bedrijfsmatigheid pachter’.
  7. De AOW-leeftijd wordt een opzeggingsgrond, tenzij de pachter aantoont dat de pacht bedrijfsmatig wordt voortgezet.
  8. Pachtprijzen (regionormen) voor meer dan één jaar vaststellen om grote fluctuaties bij pachtprijzen tegen te gaan.
  9. De pachtprijzen moeten beter aansluiten bij het opbrengende vermogen van de grond.

Vooralsnog ontbreken nadere details uit het maatregelenpakket.

Op dit moment is nog onbekend wanneer er nieuwe pachtwetgeving gepubliceerd gaat worden. We houden u op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van het pachtrecht.

Wilt u weten wat mogelijk nieuw pachtrecht voor u kan betekenen? Neem dan contact op met een van onze rentmeesters.

NV-gebieden en stikstof

Op 5 december 2023 verscheen het bericht van demissionair minister Adema over de aanwijzing van zogenaamde NV-gebieden. In deze blog zet ik kort en bondig uiteen wat dit betekent in de praktijk van de agrarische sector.

Wat zijn NV-gebieden?

Nutriënt verontreinigde (NV-) gebieden zijn gebieden waarin per 1 januari 2024 de stikstofgebruiksnorm omlaag gaat.

De stikstofgebruiksnorm is de hoeveelheid stikstof die jaarlijks met dierlijke mest op het land gebracht mag worden. De agrariërs gaan de gevolgen hiervan zeker merken. Welke dat onder andere kunnen zijn, leest u hieronder.

Achtergrond NV-gebieden

Nederland is een van de EU-landen die naar Europese landbouwregelgeving in aanmerking komt voor een derogatiebeschikking. Kort gezegd betekent dit dat Nederlandse landbouwbedrijven die meedoen aan ‘derogatie’ meer dierlijke mest op een hectare landbouwgrond mogen uitrijden, mits zij voldoen aan een aantal voorwaarden.

De Europese Commissie heeft in september 2022 met Nederland afspraken gemaakt over het verlengen van de (mogelijkheid voor Nederlandse bedrijven tot deelname aan de) derogatieregeling. De aanwijzing van (nieuwe en uit te breiden) NV-gebieden is onderdeel van de afspraken in het kader van de hiervoor bedoelde afspraken.

Om de kwaliteit van het grondwater en/of oppervlaktewater te verbeteren gelden in de NV-gebieden strengere regels voor het uitrijden van dierlijke mest.

Praktijkvoorbeeld

Ter verduidelijking heb ik hierna een eenvoudig praktijkvoorbeeld uitgewerkt op basis van onderstaande informatie:

  • Melkveebedrijf met 100 koeien doet mee aan derogatie > toestemming om i.c. 230 kg stikstof (N) per hectare (ha) aan dierlijke mest uit te rijden in plaats van 170 kg N;
  • Areaal 45 ha landbouwgrond;
  • 1 kuub (m³) dierlijke mest bevat 4 kg stikstof;
  • 1 koe produceert i.c. 25 m³ mest;
  • 1 koe produceert 4 x 25 = 100 kg N aan dierlijke mest.

De agrariër uit het praktijkvoorbeeld heeft een mestplaatsingsruimte (dierlijke mest) van:

NU > 45 ha x 230 kg N =10.350 kg N
STRAKS > 45 ha x 170 N = 07.650 kg N
Verschil:   02.700 kg N

Wat betekent dit verschil in de praktijk van het voorbeeldbedrijf?

  • De agrariër mag 2.700 kg N minder dierlijke mest, dus ( 2.700 / 4 ) 675 m³, uitrijden. Concreet geldt voor dit bedrijf dat het 675 m³ mest extra zal moeten afvoeren van het eigen bedrijf naar elders.
  • De 675 m³ dierlijke mest die wordt afgezet tegen een prijs in euro’s ( € ) / m³ in een mestmarkt die, om meerdere redenen, steeds krapper lijkt te worden. Mestafzetkosten variëren aanzienlijk. Dit hangt onder meer af van de landsregio, tijdsperiode van de afzet, type mest, financiële staat/resultaten behaald in diverse sectoren, alternatieven voor dierlijke mest (en de kosten hiervan), et cetera. In dit voorbeeld gaan we uit van een afzetprijs per m³ dierlijke mest van € 30,-.

In het praktijkvoorbeeld leidt dit tot een extra kostenpost van ruim € 20.000,- die ten laste komt van het bedrijfsresultaat van de agrariër.  

Maatwerk in plaats van generieke korting

Mest is een voedingsstof voor bodem. De agrariër wenst over het algemeen een goede oogstopbrengst (kg product/per ha). Hiervoor dient de bodem wel voldoende en de juiste voedingsstoffen binnen te krijgen, o.a. door het toedienen van mest. De krapper toegestane hoeveelheid dierlijke mest op landbouwgrond zal (deels) opgevuld gaan worden door alternatieven, zoals kunstmest. In de sector wordt dit ervaren als in tegenspraak met de gewenste ‘kringlooplandbouw’.

Er vindt een generieke korting plaats, zonder dat er rekening wordt gehouden met en aandacht wordt besteed aan het type grond, welk gewas er staat en eerder heeft gestaan, hoe de bedrijfsvoering van de agrariër in elkaar steekt, enzovoorts.

Kortom, de overheid stuurt met het middel van ‘generieke korting’. Het is wenselijk als er meer maatwerk geleverd kan worden. Wat moet kunnen met alle gegevens die beschikbaar zijn op bedrijfsniveau en perceelniveau.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Julian Bartels.

De oude PAS in een nieuwe jas?

De subsidieregelingen Lbv en Lbv-plus zijn inmiddels alweer ruim twee maanden open. Het is nog onbekend hoeveel en welke veehouderijlocaties uiteindelijk gebruik maken van de deelnamemogelijkheden aan de regelingen.

Het is daarom nu nog niet in te schatten hoeveel en waar dat er stikstofruimte vrijkomt. De overheid heeft natuurlijk de wettelijke taak op zich genomen om de PAS-melders te legaliseren, maar heeft daarvoor wel stikstofruimte nodig, deels afkomstig uit bronmaatregelen, waaronder de Lbv en Lbv-plus.

Subsidieregelingen benutten voor legalisatie PAS-meldingen?

In de Kamerbrief van 24 april 2020 is een maatregelenpakket, als onderdeel van de structurele aanpak stikstof, opgenomen. Hierin staat bijvoorbeeld de bronmaatregel ‘Landelijke beëindigingsmaatregel’.

De Landelijke beëindigingsmaatregel is reeds uitgekristalliseerd tot de (twee) vrijwillige Lbv- en Lbv-plus subsidieregelingen (hierna: ‘regelingen’) die op 3 juli 2023 open zijn gegaan.

De regelingen fungeren hoofdzakelijk als instrument om tot stikstofreductie te komen. Een bijkomend neveneffect van de regelingen is dat de stikstofruimte die vrijkomt als direct gevolg hiervan – eventueel én pas na de additionaliteitstoets – kan worden benut voor andere doeleinden, zoals prioritaire projecten van nationaal belang, bijvoorbeeld legalisatie van de PAS-melders.

In mijn optiek moeten we ervoor waken dat we niet weer onbedoeld een (look-a-like) PAS-situatie creëren waarmee we nu al ruim 4 jaar te kampen hebben. Hierna ga ik in op een scenario waarbij er ‘gevaar’ op de loer ligt.

AERIUS Check

Voordat de veehouderijlocatie wordt aangemeld voor deelname aan (een van) de regelingen dient er eerst en met behulp van het rekeninstrument AERIUS Check een berekening te worden gemaakt. Hieruit volgt of dat de veehouder in aanmerking komt voor (een van) de regelingen.

In beginsel geldt 2021 als referentiejaar bij de berekening. De berekening is gebaseerd op de gegevens over het (gemiddeld) aantal dieren, soort dieren en het huisvestingssysteem.

Inzet stikstofruimte

De stikstofruimte die beschikbaar komt via de deelnemende veehouderijlocaties kan en zal indien mogelijk worden ingezet voor o.a. de legalisatie van PAS-melders. De inzet/toebedeling van stikstofruimte aan een PAS-melder verdient nadrukkelijk de aandacht. Het mag niet weer (op vergelijkbare wijze) misgaan, zoals in het PAS-tijdperk door stikstofruimte ‘op de pof’ uit te geven.

Dat de berekening van 2021 is gebaseerd op de werkelijke praktijksituatie uit 2021 is vanuit bijvoorbeeld de rol van de overheid bezien op het aspect handhaving en toezicht begrijpelijk. Deze gegevens zijn immers vlot en vrij nauwkeurig verifieerbaar. De kans op fouten maken lijkt klein wanneer het gaat om simpele kwesties als staarten tellen en het checken van de stallijst en het huisvestingssysteem van de deelnemende veehouderijlocatie.

Wanneer een PAS-melder deelneemt aan een regeling is het wel opletten geblazen. Het gegeven dat de PAS-melder (vanwege de overheid) feitelijk niet legaal zijn activiteiten ontplooit, maakt nog niet dat de PAS-melder is uitgesloten van deelname aan de regeling. Voor deelname aan een regeling is het namelijk irrelevant of dat er op de deelnemende locatie een melding/natuurvergunning of toestemming anderszins aanwezig is. Ik vraag me af hoe dit uitwerkt in geval van deelname door PAS-melders.

Linksom of rechtsom?

Gaat men uit van de gegevens uit 2021? Dan ontstaat wellicht een vergelijkbare situatie als die we hebben leren kennen nadat de PAS op 29 mei 2019 is afgeschoten, omdat de overheid dan vrijgemaakte stikstofruimte van de PAS (dus feitelijke op basis van een illegale situatie) op een locatie elders gaat legaliseren.

Gevolg? Er wordt een nieuw donker hoofdstuk toegevoegd aan het (figuurlijke) boek ‘Stikstofproblematiek’ met de MOB en de veehouderijbedrijven die met legalisatie geholpen leken te worden als lijdend voorwerp.

Gaat men uit van (voor zover aanwezig) de referentiesituatie voorafgaand aan de PAS-melding? Dan zal de uiteindelijk vrijgemaakte stikstofruimte waarschijnlijk (fors) minder bedragen dan gehoopt en verwacht tegelijkertijd.

Gevolg? Meer veehouderijen zijn met subsidie beëindigd en minder PAS-melders
kunnen worden gelegaliseerd.

We blijven het stikstofdossier zoals altijd nauwlettend volgen en houden u verder op de hoogte. Vragen? Bel of mail een van onze deskundigen. Zij staan u graag te woord.

Oplossingsperspectief veehouders

De aangekondigde beëindigingsregelingen doen veel stof opwaaien en moeten soelaas bieden om het ‘stikstofprobleem’ de kop in te drukken. Voor veehouders die overwegen te stoppen, of geen opvolgers hebben, vormen de opkoopregelingen misschien wel een kans. Maar hoe zit het met onze veehouders van de toekomst in Nederland?

Veehouders van de toekomst kunnen gebruikmaken van regelingen die, jammer genoeg, pas op een later moment dan de beëindigingsregelingen worden opengesteld (vanaf eind 2023).

De overheid beschouwt de instrumenten als mogelijk oplossingsperspectief
voor de Nederlandse veehouderij. Het gaat om innovatie, extensiveren, omschakelen en verplaatsen. Dit vergt nogal wat aanpassingen in en van de veehouderijsector.

Veehouders gaan de uitdaging om overeind te blijven in het stikstofmoeras niet uit de weg. Aan motivatie, aanpassings- en doorzettingsvermogen lijkt geen gebrek. Deze groep ondernemers weet maar al te goed dat ‘verandering’ tijd én geld kost. De verandering moet wél bedrijfseconomisch verantwoord zijn. Een hulpinstrument bij het stimuleren van meer (financieel) verantwoorde verandering is subsidieverstrekking.

1. Innovatie

Er komt een subsidieregeling voor verduurzamingsinvesteringen in stalmaatregelen. Om welk ’type maatregels’ het gaat, is nog onbekend. Logischerwijs zal het (niet uitputtend) gaan om investeringen in technieken die bijdragen aan emissiereductie. Vooralsnog lijkt de innovatieregeling slechts bestemd voor een beperkte doelgroep, namelijk de veehouders die ook aan de Lbv-plus kunnen deelnemen. De vergoeding bedraagt een subsidie tot maximaal 80% van het investeringsbedrag maar bieden geen garantie dat de overheid in een later stadium niet alsnog aan de deur klopt voor een beëindiging.

Omwille van de beoogde en maatschappelijk breed gedragen wens om de (benodigde?) verduurzamingsslag te intensiveren, vind ik het opmerkelijk dat voorlopers uit (sub-) sectoren op voorhand niet in aanmerking komen voor de subsidie die stimuleert tot actie. Zeker als je bedenkt dat niet alle veehouders in de praktijk kunnen extensiveren en/of omschakelen. Een hulpinstrument in de vorm van subsidie zou daarom meer dan welkom zijn voor de vooruitstrevende groep ondernemers die milieu, natuur en omgeving hoog in het vaandel heeft staan.

Openstelling van de innovatieregeling is voorzien in het najaar van 2023, maar hangt samen met de mate van voortvarendheid waarmee de (juridische en staatssteun-) procedures worden doorlopen. De tijd zal leren of het bij de gemiste kans blijft om alleen de Lbv-plussers in de gelegenheid te stellen tot deelname aan de innovatieregeling of dat de doelgroep toch nog verruimd wordt.

2. Extensiveren

Extensiveren betekent kortweg ‘meer grond per dier’. Extensiveren is op een paar manieren te bewerkstelligen, namelijk door de veestapel te verkleinen en/of het areaal landbouwgrond te vergroten. Hoe je het ook wendt of keert, extensiveren brengt extra kosten met zich mee. De extra kosten ontstaan door de afnemende productiviteit en/of efficiëntie (in de verhouding) op bedrijfsniveau tussen de factoren ‘dier’ en ‘grond’.

Ten eerste is er een Nationale Grondbank opgericht. Deze bank is gevuld met gronden die het Rijk op vrijwillige basis heeft aangekocht. Het gaat om een dynamische bank die bijdraagt aan enerzijds de extensivering van de veehouderij, terwijl anderzijds ook verplaatsing (onder 4) kan worden gefaciliteerd. Dit houdt in dat er nog aan te kopen gronden worden toegevoegd, maar ook weer worden uitgegeven aan agrariërs.

Ten tweede heeft de overheid een hectaresteun ter financiële compensatie voor melkveehouders bedacht. Het gaat alleen om bedrijven in of nabij veenweide- en Natura 2000-gebieden die te maken krijgen met extra kosten en/of lagere opbrengsten door te extensiveren. De subsidieaanvrager moet voldoen aan de volgende eisen:

  • Extensiveren tot 1,5 of 1,0 grootvee-eenheden (GVE) per ha;
  • Veel weidegang; dit komt neer op > 1.500 of 3.000 uur/jaar.

De subsidie zal maximaal (circa) € 1.000,-/ha/jaar bedragen. Voormeld subsidiebedrag kan worden aangevuld met een financiele tegemoetkoming in de samenwerkingskosten (pachtcontract, grondkamerkosten, extra administratiekosten?).

Het streven is om de regeling in het najaar van 2023 open te stellen. De overheid voorziet echter een (praktisch) knelpunt: de krappe uitvoeringscapaciteit bij RVO.

3. Omschakelen

Het derde instrument is ‘omschakelen’. Omschakelen betekent i.c. het zodanig aanpassen van de bedrijfsvoering dat stikstofemissies dalen.

Als veehouders op het punt zijn gekomen dat zij de bedrijfsvoering wel willen veranderen, blijkt het meer dan eens onverantwoord en/of onhaalbaar om daadwerkelijk de stap naar een andere bedrijfsvoering te maken. De crux zit hem dan ook vaak in de financiële component, want ondernemers hebben in de omschakelperiode van de ‘oude’ naar de ‘nieuwe’ bedrijfsvoering te maken met hoge(re) kosten, terwijl de opbrengsten veelal gelijk zullen zijn in deze periode vergeleken met de periode voorafgaand aan de omschakeling.

Dit lijkt me een plausibele reden voor ondernemers om hun voorgenomen omschakeling kritisch tegen het licht te houden. De overheid is van plan om financieel gunstige leningen (Investeringsfonds Duurzame Landbouw; IDL) en borgstellingen (Werkkapitaal-regeling Omschakelprogramma) beschikbaar te stellen aan en ten behoeve van veehouders van alle diersoorten.

Later dit jaar wordt een besluit verwacht omtrent de openstelling van de definitieve IDL voor 2024 en verder.

4. Verplaatsen

De verplaatsingsregeling biedt kansen voor veehouderijen die zijn aan te merken als ‘piekbelaster’.

Het gaat om een subsidieregeling waarmee een vrijwillige bedrijfsverplaatsing van de huidige locatie naar een vrijkomende c.q. nieuwe locatie kan worden bewerkstelligd, zonder dat hierbij nieuwe milieuproblemen optreden.

De verwachting is dat maximaal 100% van de kosten van de verplaatsing worden vergoed, welk bedrag wordt vermeerderd met een subsidie van hoogstens 80% voor eventuele modernisering op de nieuwe locatie. De overheid streeft naar openstelling van de verplaatsingsregeling per eind 2023.

Informeer vrijblijvend naar de mogelijkheden voor uw bedrijf. Wij gaan graag met u in gesprek.

Loon na wachten op MGA-2?

De langverwachte tweede tranche van de Maatregel Gerichte Aankoop (hierna: ‘MGA-2’) komt eraan. Wie kunnen deelnemen? Wat zijn de voorwaarden? En welke vergoeding staat er tegenover de deelname? Meer weten? Lees dan verder…

MGA-2 – Regeling provinciale aankoop en beëindiging veehouderijen nabij natuurgebieden tranche 2

Voor wie? 

Het deelnamebeleid is erop ingericht dat alle veehouders kunnen deelnemen. Dit betekent dat ook bedrijven zonder productierechten kunnen deelnemen. Dit in tegenstelling tot de LBV-regeling (en LBV-plusregeling, waarbij ook vleeskalverhouders worden betrokken).

De overheid beschouwt de MGA-2 als vangnetfaciliteit voor veehouders die niet in aanmerking komen voor deelname aan de LBV- of LBV-plus regelingen (zie mijn blog Deelnemen aan de woest aantrekkelijke opkoopregeling of toch niet?).

Deze beschouwing komt overeen met de inhoud van de conceptregeling d.d. 9 mei 2022. De aanpak is gericht op deelname van zoveel mogelijk veehouders/veehouderijbedrijven, zoals blijkt uit de conceptpublicatie met bijbehorende Toelichting.

Vergoeding? 

De deelnamebereidheid hangt sterk samen met de (uitwerking van de) financiële aspecten in de praktijk. De hoogte van de vergoeding, maar vooral het uiteindelijke nettoresultaat (na belasting) zijn actuele vraagstukken met hoge praktijkrelevantie.

De taxateur (die in opdracht van de provincie werkt) heeft de taak om de marktwaarde in beeld te brengen. De onderstaande waardecomponenten komen voor vergoeding in aanmerking:

  1. Productierecht (indien van toepassing);
  2. Waardevermindering bedrijfsgebouwen (en eventueel landbouwgrond);
  3. Aankoop bedrijfsgebouwen (en eventueel landbouwgrond);
  4. Gehele of gedeeltelijke sloop van bedrijfsgebouwen.

De deelnemende bedrijven ontvangen 100% van de (getaxeerde) marktwaarde. De MGA-2 wijkt op dit aspect af van de (waarderings)methode die bij de LBV(-plus) regeling van toepassing is. Deelnemers aan de LBV(-plus)regelingen hebben namelijk het recht op respectievelijk 100% tot 120% van de gecorrigeerde vervangingswaarde.

Voorwaarden

Deelnemers moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden om voor de specifieke uitkering in aanmerking te komen. De provincie is contractpartij en dient derhalve te waarborgen dat de bedrijfsbeëindiging leidt tot een blijvende vermindering van de stikstofemissie vanaf de (voormalige) veehouderijlocatie.

De deelnemende veehouderij is verplicht om binnen één jaar na het sluiten van de overeenkomst met de provincie te bewerkstelligen dat:

  • de veehouderijactiviteiten zijn beëindigd;
  • de meststoffen vanaf de locatie zijn verwijderd;
  • de productierechten zijn komen te vervallen;
  • de vigerende milieutoestemming(en) en/of natuurvergunning inzake de ’te beëindigen veehouderijactiviteit(en)’ moet(en) zijn ingetrokken OF aangepast. Op de veehouderijlocatie mag maximaal 15% van de stikstofemissie die voor deelname was toegestaan, ‘achterblijven’;
  • het bevoegde bestuursorgaan van de gemeente, waar de veehouderijlocatie is gelegen, een verzoek heeft ontvangen inzake ‘bestemmingswijziging’ ter plaatse;

Daarnaast voorziet de overeenkomst erin dat binnen 28 maanden na het sluiten van de overeenkomst, de bedrijfsgebouwen zijn gesloopt of (ten minste) de productiefaciliteiten die onlosmakelijk met de veehouderijactiviteiten zijn verbonden, zijn verwijderd.

Verder geldt dat de provincie zorgdraagt voor het vastleggen van gebruiksvoorwaarden van de landbouwgrond, voor zover dat er ook landbouwgrond bij de overeenkomst is betrokken.

Een aanvullende (verplichte) voorwaarde is dat in de overeenkomst een bepaling is opgenomen omtrent het verbod op het houden van een niet-productierechtgebonden veehouderij elders in Nederland. De vorige zin ziet zowel op zelfstandige uitoefening, als op deelneming in een personenvennootschap of samenwerkingsverband.

De overheid verwacht de definitieve MGA-2 regeling eind 2023 te publiceren, met het doel de regeling begin 2024 open te stellen.

Mijn advies aan de veehouders luidt: laat u goed adviseren over de (on)mogelijkheden van MGA-2 en andere opkoop- en beëindigingsregelingen.

Wilt u meer weten? Neem gerust contact op met een van onze deskundigen. Zij vertellen u graag meer.

Deelnemen aan de woest aantrekkelijke opkoopregeling of toch niet?

Stikstof en de opkoopregelingen worden veelal in één adem genoemd.

Lange tijd bleef het slechts bij de conceptpublicaties van reeds eerder aangekondigde (nadere) opkoopregelingen. Er was wel veel media-aandacht en de 1e tranche van de ‘Maatregel Gerichte Aankoop’ is uitgevoerd. Maar nu lijkt het een en ander eindelijk een vervolg te gaan krijgen.

Inmiddels zijn de benodigde Europese notificatieprocedures in verband met een toets op staatsteunaspecten afgerond.

Het kabinet verwacht de definitieve versies van opkoopregelingen eind mei 2023 te publiceren en deze in juli 2023 open te stellen. Meer weten? Lees dan verder!

LBV – Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties

Voor wie?
Aan de LBV-regeling kunnen bedrijven deelnemen die diersoorten hebben waarvoor productierechten nodig zijn. Dit zijn melkvee-, varkens- en pluimveebedrijven.
In de concept toelichting (10 mei 2022) is opgenomen dat de doelgroep circa 10.000 locaties bedraagt.

In de ministerbrief ‘Uitwerking piekbelastersaanpak en voortgang PAS-melders’ d.d. 10 februari 2023 is vermeld dat de doelgroep van deze regeling een landelijke spreiding kent. Ruim 10 procent van de veehouderijlocaties rond kwetsbare Natura 2000-gebieden kan aan de toetredingseis voor de regeling voldoen. De toetredingseis is nog onbekend voor het publiek.

Hoewel er tussen het aantal locaties dat voor deelname in aanmerking komt volgens de concept regeling en de ministerbrief discrepantie lijkt te bestaan, is het in elk geval wel duidelijk dat het aantal potentiële deelnemende locaties een aanzienlijk aantal betreft.

Vergoeding? 
Deelnemers ontvangen een tweeledige bijdrage.

De eerste bijdrage ziet op een vergoeding voor het verlies van de waarde van de productiecapaciteit. Dit zijn stallen, mestkelders en silo’s, sleuf- en voersilo’s. De waardebepaling gebeurt op basis van de taxatiemethodiek ‘gecorrigeerde vervangingswaarde’. Hiermee vindt vaststelling van de waarde plaats aan de hand van ‘normbedragen’ (per m²) behorende bij (de romp van) het object.

De tweede bijdrage ziet op een vergoeding voor het geheel/gedeeltelijk laten vervallen van het productierecht. De minister stelt vóór openstelling van de regeling de actuele verkoopwaarde van het productierecht vast. De te ontvangen subsidie bedraagt 100% van de vastgestelde verkoopwaarde. Zodoende zit de ‘winst’ voor de deelnemende melkveehouders in de gelijke bruto-netto hoeveelheid fosfaatrechten.

Ten overvloede, bij een onderlinge overdracht van fosfaatrechten tussen veehouders vindt er 10% afroming plaats op basis van de over te dragen bruto hoeveelheid.

Voorwaarden
De veehouderij moet voldoen aan bepaalde voorwaarden om in aanmerking te komen voor het volledige subsidiebedrag.

Zo is sprake van een gefaseerde sluiting van de locatie. Hierbij geldt dat na sluiten van de overeenkomst:

  • binnen 12 maanden alle dieren en (vaste en drijf)mest moeten zijn afgevoerd;
  • binnen 28 maanden de productiecapaciteit moet zijn gesloopt.

De veehouderij dient via RVO zijn productierecht (fosfaat-, varkens- of pluimveerecht) te laten doorhalen, zodat deze (grotendeels) komt te vervallen.

Om subsidiegelden doelmatig in te zetten, in samenhang met de overheidswens dat de hieruit voortvloeiende effecten op milieu- en leefklimaat een blijvend karakter moeten hebben, moet de veehouder meerdere (publiekrechtelijke) stappen te ondernemen.
De veehouder moet de omgevingsvergunning (beperkte)milieu(toets) of de vergunning o.g.v. artikel 2.7 tweede lid Wnb in laten trekken of zodanig laten aanpassen dat er geen veehouderijactiviteiten meer plaatsvinden op de deelnemende bedrijfslocatie.

Het is toegestaan om niet meer dan 15% van de oorspronkelijke emissie te behouden ten gunste van de nieuwe activiteit. De veehouder moet een bestemmingsplanwijziging in gang zetten, waarbij als harde voorwaarde geldt dat de gemeente het verzoek van de veehouder tot wijziging van het bestemmingsplan in behandeling genomen heeft.

Dan is er nog de (onontkoombare) contractuele afspraak met de Staat die ziet op het niet langer mogen uitoefenen van een veehouderijactiviteit. Deelname aan de LBV-regeling heeft een beroepsverbod tot gevolg voor de maten/vennoten en aandeelhouders en bestuurders van respectievelijk een samenwerkingsverband en vennootschap. Uit de conceptpublicatie valt niet op te maken of de reikwijdte van het beroepsverbod zich strekt tot ‘alleen’ Nederland, of misschien ook geldt voor andere landen binnen de EU, zoals het geval zal zijn bij de LBV-plus regeling.

Minister Van der Wal schetst de hoofdlijnen van de stikstofaanpak in haar Kamerbrief ‘Voortgang aanpak landelijk gebied en de opvolging van de uitspraak van de Raad van State over Porthos’ d.d. 25 november 2022.

Bedrijven die ‘piekbelaster’ zijn, moeten iets doen in het kader van stikstofreductie, maar kiezen zelf of zij hun uitstoot terugdringen via (combinaties van) innoveren, omschakelen, verplaatsten, danwel stoppen, blijkens de Kamerbrief ‘Uitwerking piekbelastersaanpak en voortgang PAS-melders’ d.d. 10 februari 2023′.

De tijd zal leren in hoeverre voormelde keuzemogelijkheid (in de praktijk) daadwerkelijk aan de ondernemer zelf is.

LBV-plus – Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting

De LBV-plus regeling is inhoudelijk vergelijkbaar met de LBV-regeling, echter de vergoeding zou 20% hoger kunnen uitvallen (het “woest aantrekkelijke aanbod”).

Voor wie?
Het kabinet richt zich in de ‘vrijwillige fase’ op de zogenaamde ‘piekbelasters’. Dit is een groep van 3.000 (industriële en landbouw) bedrijven die de grootste depositie veroorzaken op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden. In de landbouwsector gaat het om productiegebonden veehouderijsectoren en vleeskalverenhouderijen.

Vergoeding?
Mocht later dit jaar blijken dat de ‘vrijwillige fase’ niet tot het gewenste resultaat van het kabinet heeft geleid, dan heeft de groep piekbelasters een grotere kans dat zij geconfronteerd wordt met ‘verplichtend instrumentarium’, bv. onteigening of intrekking van de vergunning/ milieutoestemming. Om deze reden kunnen ‘piekbelasters’ gebruik maken van het meest aantrekkelijke aanbod.

Voorwaarden
Het belangrijkste criterium om een piekbelaster als zodanig te duiden, is ‘het effect op de natuur’. Het RIVM berekent hiervoor een (nog te introduceren) drempelwaarde op basis van gemaakte keuzes en beschikbare instrumenten. Opmerkelijk vind ik het besluit om de aanpak in de vrijwillige fase te richten op de 3000 grootste depositieveroorzakers op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden, zonder te kijken naar op welke stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden hun uitstoot precies neerslaat.

Dit besluit staat haaks op het feit dat voor een initiatiefnemer van een plan of project geldt, dat die voorafgaand aan eventuele toestemmingverlening moet aantonen dat als gevolg van dat voorgenomen plan of project, significante effecten op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied moeten zijn uitgesloten.

Wilt u meer weten over opkoop- of andersoortige regelingen? Houd u dan onze website in de gaten, volg ons op social media of neem contact met ons op!

Overweegt u deelname aan de LBV (plus)-regeling of bent u benieuwd welke regeling voor u interessant kan zijn? Bel dan met een van onze deskundigen. Zij staan u met raad en daad bij en adviseren u bij het maken van de keuzes.

Verslechtering voor natuur en portemonnee door slot op vergunningverlening

Het provinciebestuur van Noord-Brabant heeft besloten de vergunningverlening met extra stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden stil te leggen. Voor hoe lang deze (tijdelijke) stop geldt, is op dit moment nog onbekend.

Het is te verwachten dat de tijdelijke vergunningenstop een behoorlijke impact op de BV-Brabant zal hebben. In mijn optiek zullen we economische en maatschappelijke belangen moeten koesteren. Het vestigingsklimaat voor ondernemers wordt er met dit besluit niet bepaald eenvoudiger op en kost de maatschappij mogelijk veel geld.

Mijns inziens is de bestuurlijke keuze om de vergunningverlening aan banden te leggen een paniekreactie met veel negatieve impact en wel om de volgende redenen.

Afroming van 30% naar 40%

In heel Nederland geldt een afromingspercentage van 30% bij vergunningsaanvraag met externe saldering. Simpel gezegd: bij een saldering van 100 kg NH3 ontvangt de saldo-ontvanger maximaal 70 kg NH3 en de overige 30 kg NH3 komt toe aan de natuur. De afgeroomde kilo’s aan stikstof worden bij vergunningverlening uit de markt gehaald en komen ook niet opnieuw op de markt voor vergunde activiteiten, maar zijn bestemd voor ‘natuurwinst’.

Sinds 22 februari 2023 geldt de Brabantse ‘Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant’. In de vigerende Beleidsregel is in Artikel 2.7 Voorwaarden extern salderen onder lid 12 opgenomen dat: “Bij de verlening van een natuurvergunning wordt 60% van de N-depositie van de feitelijk gerealiseerde capaciteit, zoals bedoeld in lid 7 en 8, van de saldogevende activiteit betrokken.

Gelet op bovenstaande citaat uit de vigerende Brabantse beleidsregel vindt er bij elke vergunningverlening met externe saldering 40% afroming plaats. Dit betekent nog eens 10% extra natuurwinst ten opzichte van de situaties van vóór 22 februari 2023.

Stilleggen zorgt voor tegenovergesteld effect

Door het besluit ligt alle vergunningverlening voor aanvragen met stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden stil. Ik verwacht dat het tegenovergestelde effect wat maatschappelijk of in elk geval tot nu toe politiek gewenst is, zich zal voordoen. Er wordt namelijk niet meer gesaldeerd en dus wordt de gebruiksruimte in de vergunningen 100% benut. Er kan op dit moment immers toch geen vergunningsaanvraag worden ingediend, laat staan dat vergunningsaanvragen met het aspect ‘stikstof’ in behandeling worden genomen en beoordeeld. De beoogde natuurwinst met de 30% of 40% afroming wordt nu niet geëffectueerd.

Hopelijk heeft de provincie parallel aan dit besluit alvast nagedacht over het (hoe) op te richten (?) schadeloket voor hen die met deze onbegrijpelijke politieke stunt weer eens benadeeld worden.

Ik ben benieuwd wat het markteffect hiervan gaat zijn…

Als gevolg van dit provinciaal besluit (hopelijk blijft het beperkt tot de provincie Noord-Brabant), zullen projecten verder in het nauw komen. De industrie en veehouderijen die nog latente ruimte hebben op de vergunning alsmede praktisch gezien beschikken over de (stal- of productie) capaciteit en eventuele andere zaken/aspecten om de natuurvergunning ten volste te kunnen benutten, zullen mogelijk de milieugebruiksruimte maximaal (i.p.v. optimaal) willen gaan inzetten.

Dit biedt te zijner tijd ongetwijfeld weer nieuwe (economische) kansen voor hen die beschikken over het felbegeerde ‘stikstofpapiertje’. Bijvoorbeeld in het kader van verkoop en verleasen aan partijen die alsdan geen kant meer op kunnen, zodra de vergunningverlening weer wordt opgepakt.

De factor tijd gaat nadelig uitpakken voor initiatiefnemers van plannen en projecten waarvoor stikstof van elders nodig is.

Tot slot.
Ik hoop dat het genomen besluit verder wordt bediscussieerd, dat het gezond boerenverstand zegeviert en dat de vergunningverlening weer vlot op gang gaat komen.

Wordt vervolgd.

Een oplossingsrichting vàn de landbouw vóór de landbouw en natuur

In een onlangs verschenen rapport1 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) kwam naar voren dat deelnamebereidheid aan beëindigingsregelingen door agrariërs niet los gezien kan worden van o.a. de economische omstandigheden van de betreffende sector op het moment van deelname.

Rooskleurig toekomstperspectief?

Op dit moment zijn de economische omstandigheden in met name de melkveehouderij goed te noemen.

Dit heeft in meer of mindere mate tot gevolg dat de deelnamebereidheid aan vrijwillige regelingen – met de nodige haken en ogen – lager dan beoogd/gewenst zal zijn.

Daarmee wordt het (op vrijwillige basis) tijdig behalen van wettelijke doelstellingen ten aanzien van stikstof bemoeilijkt. Desondanks voorzie ik toch een mooie toekomst voor respectievelijk het behoud, herstel én ontwikkeling van de landbouwsector, maar zeker ook die van de natuur!

Uitgangspunten oplossingsrichting

Met het in acht nemen van onderstaande uitgangspunten, onderneem ik een vrijuit denkende poging om de stikstofcrisis het hoofd te bieden (sec onderdeel ‘natuur’ en niet het onderdeel ‘politiek’):

  1. de ‘gemiddelde’ veehouder is welwillend, vooruitstrevend en natuurliefhebbend;
  2. veehouderijbedrijven hebben veelal een referentiesituatie c.q. natuurvergunning;
  3. probleemoplossend en schadebeperkend handelen voor de boer, natuur en belastingbetaler;
  4. ontbreken dubbele politieke agenda(’s).

Boven op deze vertrekpunten is de absolute welwillendheid van de overheid om écht natuurverbetering door stikstofdepositiedaling te doen effectueren onmisbaar.

Oplossingsrichting: beperkte reductie & innoveren met intern salderen

Elke veehouder is, geheel vrijwillig, bereid om een oplossing te vinden om zo toekomstperspectief te creëren voor het eigen (familie)bedrijf én voor die van onze natuur.

Een oplossingsrichting:

stap 1: beeld krijgen van aard en omvang stikstofprobleem
Op basis van onderzoek en metingen uit het verleden en per heden de aard en omvang van het stikstofprobleem in beeld krijgen.

Dan hoeven we voortaan bij vergunningverlening niet meer blindelings op het enige wettelijk toegestane, maar evengoed twijfelachtig werkend, rekenprogramma (AERIUS) te vertrouwen.

(De stikstofcrisis zou dan wellicht, met inachtneming van het Europeesrechtelijk voorzorgbeginsel, op minder gedetailleerd niveau kunnen worden aangepakt).

stap 2: reductie van de veestapel naar rato
Indien onderzoeksresultaten aanleiding geven om
1) direct actie te ondernemen en
2) voor zover het bedrijf gelegen is in of nabij één of meer stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden,
kunnen veehouders dan hun veehouderijbedrijf naar rato verkleinen (waarbij de veehouderij voor dát gedeelte schadeloos wordt gesteld).

Let wel: het gaat hier om reductie van het aantal stuks vee. Dus niet om het verkleinen van het areaal (landbouw)grond dat zij, ongeacht de gebruikssituatie, in exploitatie hebben.

Als we het dan hebben over toekomstperspectief – voor boer én natuur – zijn er nog meer positieve neveneffecten te bedenken, namelijk:

  • Reductie aantal stuks -> lagere veedichtheid/ha -> de beoogde extensieve(re) veehouderij krijgt vorm -> boeren hebben perspectief.    
  • Minder dierlijke mest leidt tot:
    • positieve effecten voor water én natuur(waarden), voor zover dat er sprake is van – voor dierlijke mest – verzuringsgevoelig areaal;
    • minder dierlijke mest op de markt -> positief voor de portemonnee van de veehouders, bezien in het licht van het afschaffen van derogatie.

stap 3: innoveren met vergunningsvrij intern salderen
Boven op en nadat reductie van de veestapel naar rato heeft plaatsgevonden, zijn de veehouders ook bereid om te investeren in een werkend, door de overheid goedgekeurd, danwel spoedig goed te keuren, innovatief stalsysteem2.
(Ter ondersteuning en versnelde implementatie ervan, zou men hierbij eventueel kunnen nadenken over een fiscaal gunstige of subsidieregeling).

Hiermee wordt er aanzienlijke milieuwinst geboekt, niet alleen op gebied van stikstofreductie. Alvorens dit kan worden bewerkstelligd, zou de veehouder (ja, voor de voorlopers onder de veehouders “alweer”) een vergunningsaanvraag kunnen doen, i.c. een verzoek voor het vergunningsvrije intern salderen.

Negatieve effecten voor natuur zijn immers uitgesloten bij intern salderen. Dit is simpel aan te tonen als er enerzijds sprake is van een geldige referentiesituatie en anderzijds de veehouder bij de vergunningsaanvraag rekening houdt met:
1) het doorgeven van het daadwerkelijk lager aantal te houden stuks vee en
2) een innovatief, werkend stalsysteem.

Dubbele winst voor de natuur dus!

stap 4: dezelfde rechten als een natuurvergunning
Het bevoegd gezag zal de veehouder, naar verwachting, geen vergunning in de zin van de Wet natuurbescherming verlenen.

De veehouder zal het moeten stellen met een ‘positieve weigering’ of verklaring van geen bedenkingen (vvgb) die op basis van jurisprudentie3 dezelfde rechten geeft als een natuurvergunning.

Boeren: bereid en in staat om meer te doen voor natuur dan wettelijk verplicht

Met de vooruitstrevende gedachte van
1) blijvende reductie van de veestapel die op hierna omschreven wijze wordt geborgd en tevens het
2) op grote schaal toepassen van technologie, zoals het innovatieve Lely-Sphere systeem,
kan fors meer stikstofreductie plaatsvinden dan met de regelingen.

1) blijvende reductie van de veestapel

  • omdat er een uitbreidingsverbod geldt voor sommige diercategorieën.
  • omdat we een mestproductierechtensysteem hebben, waarmee (indirect) geregeld en daarmee tevens uitgesloten is dat het aantal stuks vee c.q. de hoeveelheid mest toeneemt.

Voorbeeld fosfaatrechtenstelsel melkveehouderij
Bij iedere transactie tussen melkveehouders onderling wordt 10% afgeroomd van de bruto hoeveelheid over te dragen fosfaatrechten. Dus per saldo komt er minder in plaats van meer vee/mest.

2) op grote schaal toepassen van innovatie

  • leidt tot fors meer stikstofreductie dan de 30% afroming behorende bij ‘extern salderen’, alsmede behorende tot de opkoop- en beëindigingsregelingen voor veehouderijen die als doel hebben:
    • blijvende vermindering van stikstofdepositie vanaf de desbetreffende veehouderijlocatie (concept MGA-2, d.d. 9 mei 2022) én 
    • om structurele en blijvende reductie van stikstofdepositie op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden in Nederland te realiseren (concept Toelichting LBV, d.d. 10 mei 2022).

Meer en sneller natuurwinst dan met de regelingen

In dit kader vind ik het moeilijk te bevatten dat de politiek niet massaal inzet op hiervoor omschreven reductie van de veestapel in samenhang met het op grote schaal toepassen van innovatie.

Innovatie is de toekomst en de weg naar Rome, althans volgens minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. Of geldt dit alleen voor industrie en niet voor de landbouw?

Met de hiervoor omschreven combinatie van beperkte reductie met grootschalige innovatie is meer en sneller natuurwinst te boeken dan met de regelingen.

De reductie is structureel, maar hoe structureel is de natuurwinst met de regelingen als de bron van de stikstofdepositie slechts wordt verplaatst nadat toepassing van de beperkte 30% afromingsfactor heeft plaatsgevonden?

Als een veehouder deelneemt aan een regeling – en daarmee de veehouderijactiviteiten onomkeerbaar zijn gestaakt – dan wordt er ook (zij het op een verkapte manier) extern gesaldeerd, omdat er van de bruto hoeveelheid stikstofemissie 30% wordt afgeroomd, waarna er netto 70% van de emissie in de stikstofbank terechtkomt.
Dan krijgt de stikstof een ander labeltje, zodat deze vroeg of laat toch weer kan worden uitgegeven aan andere projecten/initiatiefnemers.

Het zal me benieuwen of dat hiermee dan eindelijk en massaal veehouderijen met een PAS-melding gelegaliseerd worden, zoals verankerd in de wet.

Het zou me overigens niets verbazen dat het troetel- én zorgenkindje van de overheid (Schiphol) de voorkeur krijgt boven de hardwerkende boerengezinsbedrijven die naar eer en geweten hebben gehandeld door toentertijd een PAS-melding te doen, maar nu – door politiek wanbeleid – aan het kortste eind (vooralsnog lijken te) trekken.

Waarom toch politieke inzet op regelingen met 30% natuurwinst, terwijl meer mogelijk is?

Het is enerzijds opmerkelijk te noemen dat men genoegen neemt met 30% natuurwinst, terwijl de veehouders bereid en in staat zijn om over te gaan tot het leveren van een groter offer ten gunste van de natuur dan de 30 procent.

Anderzijds is het (niet te begrijpen, maar politiek gezien wel) verklaarbaar, omdat vanuit de stikstofbank vervolgens weer stikstof kan en ook zal worden uitgegeven aan…. nieuwe plannen en projecten óf aan bestaande projecten die reeds jarenlang milieubelastende activiteiten ontplooien zonder te beschikken over een geldige natuurvergunning4.

Het mag toch niet zo zijn dat de stikstofcrisis leidt tot boertjes dood, maar Schiphol zijn brood?

Los van het feit dat de stikstofproblematiek verworden is tot een echte ‘politieke crisis’, vraag ik mij steeds meer af of dat de stikstofcrisis überhaupt wel gaat over ‘natuur’ en ‘milieu’? Of dat het toch meer gaat over geld, politieke macht en (een jarenlange opeenstapeling van) fouten uit het verleden gladstrijken over de rug van boeren en burgers, in de hoop niet zelf op de blaren te hoeven zitten?

We gaan het beleven.

Voetnoten: 
Beëindigen van veehouderijen – Lessen uit 25 jaar beëindigingsregelingen
2Lely Sphere – circulair mestverwaardingssysteem – Lely3 ECLI:NL:RBGEL:2022:5829
4Opkopen boerenbedrijven voor Schiphol wel degelijk op de agenda, zelfs bij Rutte | SchipholWatch

Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.