Skip to main content

Tag: Laurens Gräper

Waarom grondprijzen in uitleggebieden vrijwel nooit het probleem zijn

In het debat over de woningbouwopgave in Nederland gaat het vaak over geld. Over stijgende bouwkosten, over betaalbaarheid van woningen, en ook over de grondprijs. Maar wie dagelijks in de praktijk werkt aan de ontwikkeling van nieuwe woningbouwlocaties, met name in uitleggebieden, weet dat de prijs van de grond zelden de reden is waarom projecten stilvallen. Het echte knelpunt? De eindeloos durende procedures, als het al zover komt dat een gemeente van de provincie toestemming krijgt om in een agrarisch gebied woningen te realiseren.

De misvatting over ‘te dure grond’

Er leeft een hardnekkig idee dat woningbouw stokt omdat ontwikkelaars en gemeenten er niet uitkomen over de grondprijs. Dat grondeigenaren onredelijke bedragen vragen, dat marktpartijen speculatief kopen, of dat marktpartijen te veel willen verdienen aan de grondexploitatie. Maar in uitleggebieden, gebieden aan de randen van steden en dorpen, bedoeld voor stedelijke uitbreiding speelt dat vrijwel nooit de hoofdrol. Waarom niet?

Omdat grond in uitleggebieden vaak nog een agrarische functie heeft. De waarde van die grond vóór herontwikkeling is relatief veel lager dan in stedelijke gebieden of verouderde bedrijventerreinen. Zelfs met een forse meerwaarde door toekomstige woningbouwontwikkeling, blijft de verhouding tussen aankoopkosten en uiteindelijke woningopbrengst gunstig genoeg voor een gezonde exploitatie. Zeker als het gebied goed ontsloten is en voldoende schaalgrootte kent, zoals meestal het geval is. Een marktpartij zal een grondpositie immers pas kopen als hij weet dat hij die grondwaarde ook terug kan verdienen. Om die reden zal hij niet meer willen betalen dan dat de grond, rekening houdend met alle vervolginvesteringen en programma eisen, kan opbrengen. Natuurlijk ken ik ook voorbeelden van gebieden waar ‘te veel’ voor de grond is betaald om een gezonde gebiedsexploitatie te bewerkstelligen. Maar in verreweg de meeste gebieden is dit niet het geval. 

Waar het dan misgaat? In één woord: tijd.

De doorlooptijd van planvormingstrajecten is in Nederland dramatisch lang. Van de eerste verkenning tot de eerste paal gaan vaak 7 tot 10 jaar voorbij – en dat is als alles voorspoedig verloopt. Daarbij gaat het niet alleen om de bestemmingsplanprocedure, maar ook om goedkeuring van de provincie, stikstofberekeningen, participatietrajecten, bezwaarprocedures, juridische onzekerheden en overleg met tientallen stakeholders.

Vooral het gebrek aan regie en snelheid in bestuurlijke besluitvorming is de reden waarom er op dit moment te weinig woningen worden gerealiseerd. Gemeenten zijn vaak onderbemand, provincies stellen steeds hogere eisen, en het Rijk bemoeit zich te weinig of te laat. De wet- en regelgeving stapelt zich op, terwijl de urgentie van de woningnood juist vraagt om, uiteraard met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, versimpeling en versnelling.

De planbatenheffing helpt niet – sterker nog, ze vertraagt

In dit licht is het opvallend dat het debat zich recent weer richt op het invoeren van een vorm van planbatenheffing: een instrument waarmee de overheid een deel van de grondwaardestijging bij herbestemming wil afromen. Het idee is begrijpelijk, er is publieke waardecreatie, dus een deel van de baten moet terug naar de samenleving. Maar in de praktijk is het risico groot dat het tegenovergestelde effect wordt bereikt.

De invoering van zo’n regeling brengt juridisch complexe vraagstukken met zich mee en leidt vrijwel zeker tot onzekerheid en vertraging. Grondeigenaren zullen afwachten, procedures worden risicovoller en partijen zijn minder bereid om te investeren in het voortraject. En dat terwijl we juist nú snelheid nodig hebben.

Bovendien geldt: als de invoering van een planbatenheffing daadwerkelijk doorgaat, leidt dat vrijwel zeker tot nog méér vertraging en hogere uitvoeringskosten. Alleen al het bepalen van de hoogte van de heffing per perceel vergt een ingewikkelde, juridische en taxatie-technische exercitie. Er gaan discussies ontstaan over uitgangspunten, referentiewaarden en verdelingsvraagstukken. De ervaring leert: dat leidt tot procedures, onzekerheid en extra ambtelijke belasting. Precies wat we er op dit moment níet bij kunnen hebben.

Geen realisme in het opbrengstdenken

In dit verband werd door het FD in de eerste week van juni verwezen naar het artikel “Een planbatenheffing kan gemeenten veel opleveren” geschreven door twee economen van DNB. Het artikel schetst hoge potentiële opbrengsten voor gemeenten bij invoering van zo’n heffing. Wat daarbij echter ontbreekt, is een realistische inschatting van de keerzijden: het artikel gaat uitsluitend in op de theoretische maximale opbrengsten, en laat mogelijke tegenvallers, uitvoeringsproblemen en gedragseffecten volledig buiten beschouwing. Dit erkennen de schrijvers in hun artikel overigens zelf ook, alleen het FD neemt alleen de genoemde 8 miljard aan opbrengsten mee in haar artikel.

Daarnaast wordt in het artikel bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het feit dat zo’n heffing in de praktijk vaak beperkt zal moeten blijven vanwege proportionaliteit, rechtszekerheid en politieke haalbaarheid. Het onderzoek en het artikel houden bovendien geen rekening met het gegeven dat veel uitleggebieden in de randstad betrekking hebben op (voormalige) glastuinbouwgebieden, die weliswaar een agrarische bestemming hebben, maar op grond van die bestemming een veel hogere waarde vertegenwoordigen dan de gebruikte referentie in het onderzoek.

Ook wordt voorbijgegaan aan het risico dat agrarische grondeigenaren, geconfronteerd met een nieuwe heffing en extra onzekerheid, eenvoudigweg besluiten om hun gronden níet (meer) te verkopen. Daarmee stokt de grondmobilisatie, met direct effect op de woningbouwambitie.

De gevolgen van traagheid

Wat betekent dit voor partijen die wel willen bouwen? Zij moeten nu al jarenlang wachten op duidelijkheid, nemen enorme planologische en financiële risico’s en investeren miljoenen in voortrajecten zonder zekerheid over realisatie. Als we blijven denken dat de grondprijs het probleem is en dat er daardoor een planbatenheffing moet worden ingevoerd dan zullen partijen voorzichtiger zijn met het doen van voornoemde investeringen. Dit heeft nog meer vertragingen tot gevolg, want de overheden hebben niet de capaciteit en de financiële middelen om de voorinvesteringen te doen.

Bovendien werkt het tijdsprobleem als een zichzelf versterkend mechanisme: hoe langer het duurt, hoe groter de kans dat marktomstandigheden veranderen, regelgeving wijzigt of stakeholders van koers veranderen. Gevolg: nóg meer vertraging, nóg hogere kosten, en uiteindelijk: uitstel of afstel

Wat moet er anders?

De oplossing ligt dus niet in het verlagen van de grondprijs – die is zelden het struikelblok. Wat nodig is:

  1. Snellere procedures: kortere doorlooptijden, heldere beslismomenten en minder ruimte voor juridisering met behoud van evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
  2. Meer regie vanuit het Rijk: bijvoorbeeld via een versnellingsteam of landelijke vereenvoudiging van wetgeving.
  3. Heldere ruimtelijke keuzes: niet blijven praten over ‘waar we willen bouwen’, maar duidelijke knopen doorhakken.
  4. Duidelijke ontwikkelkaders per gebied. Dan zijn marktpartijen ook niet geneigd om te veel voor de grond te betalen.
  5. Betere ambtelijke capaciteit bij gemeenten en provincies: zodat plannen sneller beoordeeld en opgepakt kunnen worden.

Conclusie

De woningbouwopgave van Nederland zit niet vast op grondprijzen. Die zijn in uitleggebieden zelden het probleem. De echte bottleneck is het systeem: traag, complex en overgereguleerd.

Willen we echt opschalen, dan moet de focus liggen op het versnellen van planvorming en besluitvorming. Het introduceren van een planbatenheffing is misschien politiek aantrekkelijk, maar draagt op korte termijn niet bij aan versnelling – integendeel: het zal zorgen voor vertraging, hogere uitvoeringskosten en minder initiatief. Tijd is nu onze grootste vijand – en daar moeten we de strijd mee aangaan.

Uitbreiding met Klijsen Taxateurs

Met trots kondigen wij aan dat Klijsen Taxateurs uit Oosterhout per 1 januari 2025 onderdeel is van Overwater Rentmeesterskantoor!

Deze samenwerking versterkt onze missie om opdrachtgevers optimaal te ondersteunen in vastgoedadvies, taxaties en rentmeesterschap.

Marc Klijsen versterkt ons team en blijft actief als Klijsen Taxateurs

Marc Klijsen, eigenaar van Klijsen Taxateurs, treedt toe tot ons team en blijft onder de vertrouwde naam Klijsen Taxateurs actief. Hiermee blijft hij een bekende en betrouwbare partner voor zijn contacten, terwijl we samen profiteren van elkaars jarenlange ervaring en deskundigheid.

Met meer dan 30 jaar ervaring als registertaxateur en rentmeester NVR is Marc een specialist in landelijk wonen, agrarisch vastgoed, bestaande bouw en nieuwbouw. In deze blog stelt Marc zich voor.

Wat betekent dit voor onze opdrachtgevers?

  • Uitgebreidere dienstverlening dankzij de gedeelde expertise van Overwater en Klijsen.
  • Vertrouwde kwaliteit en persoonlijke service blijven behouden.
  • Extra focus op landelijk en agrarisch vastgoed met gezamenlijke kracht.

Wij heten Marc van harte welkom en kijken uit naar een succesvolle samenwerking!

Vragen of meer informatie? Neem rechtstreeks contact met ons op of via info@ovtr.nl.

Arno Huysmans, Laurens Gräper, Marc Klijsen, Cor van Zadelhoff en Pieter Kerkstra 

Positieve uitspraak bestemmingsplan Valkenhorst

Raad van State oordeelt over stikstof en woningbouw Valkenhorst. Het bestemmingsplan blijft in stand en de stikstofonderbouwing is in één keer op orde.

Op 11 december 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak rondom het bestemmingsplan Valkenhorst in de gemeente Katwijk. Dit bestemmingsplan, gericht op onder andere de bouw van 5.600 woningen, kende onder meer de nodige uitdagingen op het gebied van stikstof. In deze blog belicht ik de belangrijkste uitdagingen.

Achtergrond van het plan

Het plangebied van Valkenhorst beslaat 475 hectare en bevindt zich op het voormalige Marinevliegkamp Valkenburg. Het bestemmingsplan faciliteert de ontwikkeling van een woon-, werk- en recreatiegebied. Hoewel de behoefte aan nieuwe woningen groot is, staan ecologische zorgen, met name rondom stikstofuitstoot en natuurgebieden, centraal in de bezwaren tegen het plan. De Raad van State heeft zich uitgesproken over een aantal cruciale punten die van belang zijn voor de dagelijkse praktijk.

Stikstof en de natuurlijke omgeving

Een belangrijk twistpunt was de stikstofuitstoot die gepaard gaat met de ontwikkeling, de bouw en het gebruik van het gebied. Overwater Rentmeesterskantoor speelde namens de initiatiefnemers een adviserende rol bij dit plan en droeg oplossingen aan voor het stikstofprobleem.

De activiteiten in Valkenhorst liggen nabij kwetsbare Natura 2000-gebieden, zoals Meijendel & Berkheide. Volgens de Wet natuurbescherming, die van toepassing was op het moment van vaststellen van het plan, mag een nieuw plan niet leiden tot een significante verslechtering van deze natuurgebieden. Eén van de belangrijke onderdelen in de wet is stikstofdepositie op een overbelast Natura 2000-gebied.

Salderen

Het plan maakt gebruik van intern salderen, waarbij de stikstofruimte van andere, vaak agrarische, bedrijven wordt ingetrokken om de impact van nieuwe ontwikkelingen te compenseren. Dit is een gangbare praktijk binnen de stikstofregelgeving, maar vereist nauwkeurige onderbouwing.

De Raad van State stelde vast dat de gemeente Katwijk in dit geval voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de stikstofruimte daadwerkelijk beschikbaar is en dat deze compensatie rechtmatig is.

Een belangrijk aspect in deze zaak was dat de gemeente met behulp van Overwater Rentmeesterskantoor een uitvoerige onderbouwing had gemaakt van de feitelijke en juridische situatie van de agrarische bedrijven en de gronden. De onderbouwing bestond uit foto’s, een proces verbaal van een deurwaarder en stallijsten van de agrarische bedrijven. Daarnaast is een uitvoerige onderbouwing overlegd van de juridische status van de natuurtoestemmingen van de bedrijven. In vaktermen noemen we dit het onderbouwen van de referentiesituatie.

Beoogde situatie en borging

Een ander aspect dat veel aandacht kreeg in de zaak en waar de gemeente de Afdeling mee overtuigde, was de borging van de maatregelen. In het bestemmingsplan zijn verbodsbepalingen opgenomen die ervoor zorgen dat de stikstof waarmee gesaldeerd wordt, pas ingezet kan worden nadat de bestaande vergunningen zijn ingetrokken.

Tevens bevat het plan bepalingen over bouwtempo, verkeersafwikkelingen en bepalingen op het gebied van sfeerhaarden.

Randeffecten

Een element dat niet eerder in een uitspraak van de Afdeling aan de orde is geweest, betreft het element randeffecten. Stikstofdepositie wordt berekend door middel van het rekenmodel AERIUS. Dit model kent sinds de ViA15 uitspraak een vaste afkapgrens van 25 km. Dit zorgt ervoor dat iedere bron binnen het gebied in het rekenmodel na 25 km geen effect meer veroorzaakt.

Doordat de saldogevende activiteiten nooit volledig op dezelfde plaats plaatsvinden als de saldo ontvangende activiteiten, ontstaat aan de randen rekenkundig toch nog een extra stikstofdepositie. Dit noemen we randeffecten.

Deze randeffecten zijn door de gemeente uitvoerig onderbouwd doormiddel van schaduwberekeningen zonder afkap op 25 km. Deze onderbouwing werd door de Afdeling als voldoende beschouwd.

Breder perspectief: wat betekent dit voor de praktijk?

De uitspraak is onderdeel van een breder patroon waarin juridische toetsing van stikstofplannen steeds belangrijker wordt. Projecten zoals Valkenhorst tonen aan dat bouwen dichtbij een Natura 2000-gebied mogelijk is.

De stikstofproblematiek is een mogelijk struikelblok voor woningbouw en economische ontwikkeling in Nederland. Toch laat deze uitspraak zien dat, met de juiste maatregelen en een doordachte aanpak, vooruitgang mogelijk is.

De onderbouwing is hierbij van groot belang en dat is werk voor specialisten die kennis hebben van zowel de juridische als de feitelijke praktijk.

Verplaatsingsregeling: Kans of moeilijk te grijpen vogel in de lucht?

Op 2 september 2024 publiceerde het ministerie van LVVN twee nieuwe regelingen die boeren, die verder willen met landbouwhuisdieren, perspectief kunnen geven.

De eerste regeling betreft de Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting (Lvvp).

De tweede regeling betreft de Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv).

Deze regelingen  zijn onderdeel van het inmiddels bijna voltooide “trappetje” van Remkes. Alleen de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) voor de kleine sectoren volgt nog.

In dit artikel behandel ik de Lvvp-regeling, waarbij ik met name in wil gaan op de kansen die de regeling biedt en twee aandachtspunten. Als eerste de inhoud van de regeling.

Het totale budget voor de regeling bedraagt € 105.000.000,- verdeeld over twee modules. Het “Haalbaarheidsonderzoek” (€ 15.000.000,-) en de “Bedrijfsverplaatsing” (€ 90.000.000,-). De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen. Een goede en tijdige voorbereiding zijn dus vereist.

De regeling staat alleen open voor ondernemingen die kunnen worden aangemerkt als “piekbelaster”.

Haalbaarheidsonderzoek

Voor het uitvoeren van het haalbaarheidsonderzoek kan een aanvrager maximaal € 50.000,- subsidie verkrijgen voor 95% van de te maken kosten voor:

  • Een bedrijfseconomische analyse inzake de haalbaarheid van de verplaatsing.
  • Een taxatierapport van de vervangingswaarde van de te verlaten locatie (sterke invloed om maximale subsidie).
  • Een onderzoek naar ontwikkelingsmogelijkheden van de te verlaten locatie.
  • Een onderzoek naar de financieringsmogelijkheden voor de verplaatsing.
  • Een onderzoek naar de fiscale gevolgen van de verplaatsing.
  • Een door een makelaar of rentmeester uitgevoerd onderzoek naar één of meerdere hervestigingslocaties.
  • Een taxatierapport van de marktwaarde van de hervestigingslocatie.
  • Een bouwkundig onderzoek van de hervestigingslocatie.

De betrokken adviseurs zullen zoals vanzelfsprekend aantoonbaar deskundig zijn waarbij voor de taxateur de verplichting geldt dat deze is aangesloten bij het NRVT en ingeschreven moet zijn in de Kamer Landelijk en Agrarisch vastgoed.

Een belangrijk uitgangspunt voor alle berekeningen en onderzoeken is dat de subsidie van zowel het haalbaarheidsonderzoek als de bedrijfsverplaatsing, alleen zien op de bedrijfsgebouwen van de onderneming en dus niet op het erf, de omliggende grond en de bedrijfswoning. Zeker in het kader van de (voor)financiering van de verplaatsing moet hier extra aandacht voor zijn.

Bedrijfsverplaatsing

Voor de daadwerkelijke bedrijfsverplaatsing komt een aanvrager in beginsel in aanmerking voor 100% subsidie op de kosten van de verplaatsing (er zijn twee uitzonderingen). De kosten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zijn:

  • Het demonteren van de gebouwen op de te verlaten locatie.
  • De kosten voor het verhuizen van bouwwerken, voorzieningen en landbouwhuisdieren.
  • Het herbouwen van bouwwerken op de hervestigingslocatie.
  • De aankoopsom van de bouwwerken op de hervestigingslocatie en vervanging van gebouwen (maximaal vervangingswaarde te verlaten locatie).
  • De kosten voor eventuele vervanging van gebouwen die voor meer dan 50% afgeschreven zijn.
  • Proceskosten (notaris, overdrachtsbelasting, kadaster, vergunningen, bouwkundige keuring).
  • De kosten voor modernisering van de hervestigingslocatie 65% van de kosten tot maximaal
    € 100.000,-. Voor jonge landbouwers is de vergoeding 80% van de kosten tot maximaal € 100.000,-.
  • De kosten voor inhuur van deskundigen (makelaar, taxateur, accountant, RO-adviseur) 95% tot een maximum van € 25.000,-.
  • De sloopkosten tot maximaal € 45,- per m² gebouw op de te verlaten locatie. Gebaseerd op offertes.

Belangrijke uitgangspunten voor de verplaatsing zijn dat de nieuwe locatie geen piekbelaster mag zijn of worden door de verplaatsing. Daarnaast wordt een eventuele uitbreiding niet gesubsidieerd. Als een aanvrager wil uitbreiden dan kan dat, maar voor de uitbreiding wordt geen subsidie verleend.

Een hervestigingslocatie mag in Nederland liggen maar ook in een ander EU-land. Uiteraard moet de aanvrager in het buitenland ook aantoonbaar aan alle wettelijke verplichtingen gaan voldoen en eventuele vergunningen vertaald in het Nederlands ter beschikking stellen. De regeling zegt niets over intrekken van dierrechten of fosfaatrechten. Bij een verplaatsing naar het buitenland kan dit een financieel voordeel opleveren. Voor varkens en pluimvee kan een wijziging van regio een aandachtspunt zijn. 

Kans of vogel in de lucht?

De verplaatsingsregeling biedt kansen voor veehouders die verder willen en perspectief zoeken op de lange termijn. De regeling is goed doordacht en biedt bijna 100% vergoeding van de kosten.

Aanvragers kunnen daarbij moderniseren omdat de subsidie voor de hervestigingslocatie is gemaximeerd op de vervangingswaarde van de te verlaten locatie. Hier ligt de ruimte voor een verbetering in productiefaciliteiten.

Een belangrijk aandachtspunt voor de verplaatsing is de financieringsstructuur. Het zal in de praktijk onmogelijk zijn om de kasstromen allemaal op elkaar af te stemmen omdat alleen de bedrijfsgebouwen onder de subsidie vallen. Hierdoor moet een stuk voorfinanciering plaatsvinden van de bedrijfswoning, het erf en de cultuurgronden.

Een tweede aandachtspunt voorafgaand aan de bedrijfsverplaatsing is het vinden van een geschikte locatie voor de verplaatsing. De haalbaarheidsmodule van de regeling biedt de mogelijkheid om het onderzoek hiernaar te vergoeden. Dit onderzoek bepaalt in belangrijke mate de kans van slagen van de verplaatsing.

De regeling voor het haalbaarheidsonderzoek gaat open op 2 december 2024. De module voor de bedrijfsverplaatsing zal opengaan op 6 januari 2025.

Netcongestie, de invloed op de energietransitie en de rol van TenneT

Het energienet raakt vol. Dit komt doordat het aantal huishoudens en bedrijven groeit maar ook door de energietransitie. Steeds meer warmtepompen in huizen, meer elektrische auto’s maar ook de aanleg van zonneparken en windmolens spelen hierin een belangrijke rol.

De groei van de vraag en het aanbod van elektriciteit leidt er, mede doordat deze vaak niet op de juiste momenten op elkaar afgestemd worden, toe dat het stroomnet vol is. Dit noemen de netbeheerders netcongestie. Inmiddels is hier in bijna iedere provincie in bepaalde mate sprake van (https://capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/). Alleen in Zuid-Holland zijn er nog gebieden waar nog geen sprake is van netcongestie.  

Gevolgen netcongestie

Bovenstaande leidt ertoe dat bedrijven geen nieuwe aansluiting meer krijgen en mogelijk leidt het er op termijn ook toe dat woningen niet kunnen worden gebouwd omdat ze geen aansluiting op het net krijgen.

Een ander probleem is dat de energietransitie vertraging oploopt. Nederland is koploper op het gebied van zonnepanelen en ook op het gebied van windmolens doen we goed mee. Het laaghangend fruit in de vorm van het maximaal inzetten van het bestaande netwerk en het toepassen van congestiemanagement  is inmiddels geplukt en voor verdere ontwikkeling moet de transportcapaciteit op het elektriciteitsnet uitgebreid worden. Uiteraard naast andere ontwikkelingen als de productie van waterstof en grootschalige batterijopslag.

Gelukkig heeft Nederland TenneT. De komende jaren steekt de netbeheerder miljarden in de vergroting van de capaciteit van het hoogspanningsnet (Netbeheerders zoals Enexis doen hetzelfde voor middenspanning). Dat klinkt goed maar in de praktijk blijkt dat TenneT steeds vaker moeilijkheden tegenkomt bij het verwerven van de benodigde grond of het sluiten van een zakelijk recht overeenkomst.

TenneT luistert niet naar grondeigenaren

Naar mijn mening is niet de onwil van de grondeigenaren de oorzaak van het niet tot stand komen van overeenstemming, maar heel vaak het gebrek aan begrip vanuit TenneT richting de grondeigenaar. TenneT maakt gebruik van standaardovereenkomsten. Dat is op zich logisch want vanuit die werkwijze behandel je iedere grondeigenaar hetzelfde. Het probleem ontstaat echter op het moment dat de situatie niet standaard is. Op dat moment lukt het de netbeheerder vaak niet om mee te denken met de grondeigenaar.

Bijzondere omstandigheden zoals beperking van weidegang, zoetwaterbellen en bedrijfsstagnatie worden in de standaardovereenkomsten niet meegenomen en als de grondeigenaar niet snel tekent dan wordt al snel de gedoogplicht van stal gehaald. Dit leidt in de praktijk tot een averechts effect dan wat beoogd wordt. De grondeigenaar voelt zich niet serieus genomen en zal zich gaan verdedigen terwijl hij vaak in eerste instantie mee wil werken mits er naar zijn argumenten geluisterd wordt.

Verreweg de meeste grondeigenaren zijn daarbij niet op zoek naar een hogere schadevergoeding maar juist naar het beperken van de schade. Dit kan door aanpassingen in het tracé of door boren in plaats van een open ontgraving. De praktijk leert dat TenneT hier niet of maar heel beperkt voor openstaat.

Tips om het proces te versnellen

Voor TenneT maar ook voor andere netbeheerders heb ik een aantal tips om het proces te versnellen en ervoor te zorgen dat grondeigenaren zich serieus genomen voelen:

  • Luister naar de argumenten van de grondeigenaar en pas de overeenkomst aan op de situatie.
  • Kijk niet alleen naar de laagste kosten in de uitvoering van het werk maar beperk de schade voor de grondeigenaar zoveel mogelijk.
  • Leg direct een reëel voorstel voor het vergoeden van de schade voor. In de praktijk blijkt dat vooral TenneT in eerste instantie een laag aanbod doet om onderhandelingsruimte in te bouwen.
  • Vergoed de kosten voor deskundige bijstand op basis van werkelijke inzet. Voor veel grondeigenaren is er sprake van een ingrijpende eenmalige gebeurtenis. Dit vraagt om voldoende deskundige bijstand. Dit leidt in de regel ook tot een effectievere afwikkeling.
  • Leg alleen kabels waarvoor het zakelijk recht is overeengekomen en leg er niet ook nog een commerciële kabel bij. (Dit gebeurt in de praktijk wel).
  • Bied een overeenkomst voor bepaalde duur aan, in de praktijk worden voornamelijk overeenkomsten voor onbepaalde duur aangeboden.
  • Stap af van de eenmalige vergoeding, bied de grondeigenaar een jaarlijks te indexeren vergoeding aan.

Tips voor de grondeigenaren

  • Zorg dat je beslagen ten ijs komt in het eerste gesprek.
  • Zet je eigen uitgangspunten op voorhand op papier.
  • Let op dat er niet voor meerdere kabels tegelijk toestemming verleend wordt in één overeenkomst. Dat mag wel maar dan moet er ook twee keer betaald worden.
  • Laat je deskundig bijstaan.

Aanpak piekbelasting van start: kans of bedreiging?

Vanaf 3 juli 2023 zijn de eerste twee regelingen opengesteld die vallen onder de Aanpak Piekbelasting. Dit betreft de ‘woest aantrekkelijke’ landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (kortweg: Lbv-plus.) en de ‘gewone’ Lbv regeling.

Nog te verwachten zijn de volgende regelingen:

  • Maatregel Gerichte Aankoop en Beëindiging Veehouderijen nabij natuurgebieden (MGAB) (eind 2023)
  • Ondersteuning voor extensiveren (najaar 2023)
  • Verplaatsingsregeling (eind 2023)
  • Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen(Sbv) (eind 2023)

Naar mijn mening is het een gemiste kans van de overheid om niet alle regelingen tegelijkertijd open te stellen. Dit zal ongetwijfeld te maken hebben met de politieke druk vanuit Den Haag op het stikstofdossier.

Ondersteunend aan alle regelingen is de onlangs opgerichte Nationale Grondbank. Hier zit overigens nog geen grond in. De bank moet gevuld worden vanuit gronden die door stoppers of verplaatsers worden aangeboden. De grondbank zal in dat geval optreden als marktpartij waarbij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) eigenaar en beheerder van de gronden wordt.

Lbv-plus

Volgens minister Van der Wal is de Lbv-plus regeling de beste regeling die er is en zal er ook geen betere komen. Toegegeven, hij is voor sommige agrariërs ook heel royaal en biedt dus zeker kansen voor deze groep.

Een belangrijk aspect dat weinig aandacht krijgt in de media maar wel veel invloed heeft op de keuzen die in de regeling zijn gemaakt, betreft het feit dat hier sprake is van een subsidieregeling. In de volksmond wordt de regeling de ‘opkoop- of uitkoopregeling’ genoemd. Dit is echter in deze regeling niet aan de orde. De overheid koopt niets maar verstrekt een subsidie voor het beëindigen.

Een agrariër kan in aanmerking komen voor de Lbv-plus regeling indien zijn bedrijf een ‘stikstofvracht’ heeft van 2500 mol/ha/jr op één of meerdere overbelaste Natura-2000 gebieden, gebaseerd op het gemiddeld aantal dieren in 2021 (of een ander jaar indien 2021 niet representatief is) en de afgelopen 5 jaar onafgebroken vee heeft gehouden en mocht houden.

Dit kan de agrariër zelf berekenen met behulp van de AERIUS Check. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij hiervoor wel een adviseur nodig want het is erg belangrijk dat hier de juiste gegevens worden ingevoerd en die zullen voor de meeste agrariërs geen dagelijkse kost zijn.

Indien uit deze berekening blijkt dat het bedrijf voldoet aan de lat van 2500 mol/ha/jr dan kan een subsidieaanvraag ingediend worden.

De regeling staat overigens alleen open voor landbouwbedrijven met productierechten gebonden vee en kalverbedrijven. Alle andere typen bedrijven zullen moeten wachten op de MGAB regeling (want de gewone Lbv regeling is ‘slechts’ open voor alleen de productierechten gebonden sectoren). Hier valt de kalverhouderij dus buiten.

Vergoedingen

Deelnemers aan de Lbv-plus regeling ontvangen een vergoeding van 120% van de gecorrigeerde vervangingswaarde per m² stalverblijf van de dierenverblijven.

Per diercategorie is een aparte afschrijvingstabel gemaakt door de Universiteit van Wageningen. Deze dierenverblijven moeten worden gesloopt en hiervoor wordt een aanvullende vergoeding betaald van € 45,- per m² dierenverblijf.

Belangrijk om te vermelden is dat ook alle voeropslagen en mestopslagen dienen te worden gesloopt. De vergoeding hiervoor wordt geacht te zijn opgenomen in de vergoedingen per m² dierenverblijf.

Slopen van de dierenverblijven en opslagen is verplicht tenzij er een ontheffing gegeven wordt door RVO. In dit geval zal echter voor de m² die blijven staan geen vergoeding worden betaald. Dit voelt heel tegenstrijdig, het ging immers toch om de dieren? De achtergrond ligt in het feit dat er sprake is van een subsidieregeling die gestandaardiseerd is. Een onbevredigend antwoord maar een ander antwoord is er niet.

Naast de vergoeding voor de stal krijgt de agrariër ook een vergoeding voor 95% van zijn fosfaatrechten of 80% van zijn pluimvee- of varkensrechten. Deze rechten worden doorgehaald en zijn gebaseerd op het aantal benodigde rechten voor het gemiddeld aantal dieren in 2021.
Eventuele overgebleven rechten kunnen worden verkocht aan een collega veehouder of meegenomen worden naar een andere locatie die reeds in eigendom is.

De bij het bedrijf behorende grond kan alternatief worden aangewend, in (erf)pacht worden uitgegeven of worden verkocht.

Beroepsverbod

Het beroepsverbod is ook in de definitieve regeling onderdeel van deelname aan de regeling.

Een veehouder die meedoet mag op de locatie geen vee meer houden (uitgezonderd kleinschalige nieuwe activiteit).

Daarnaast mag hij in de gehele EU geen nieuw bedrijf in dezelfde diercategorie meer starten of overnemen. Dit geldt tevens voor alle maten of vennoten.

Een zwaar middel naar mijn mening en heel impactvol voor bedrijven die mogelijk een opvolger hebben. Mijn inschatting is dan ook dat deze groep niet zal kiezen voor deze regelingen en zal wachten op de verplaatsingsregeling.

Bestemmingswijziging

Voor de groep die wel gebruik wil maken van de regeling ligt er nog een ander traject voor de boeg.

Op de agrarische locatie mogen immers in beginsel geen landbouwhuisdieren meer worden gehouden. Een uitzondering hierop is de mogelijkheid tot het houden van dieren die in totaal minder dan 15% van de oorspronkelijke emissie veroorzaken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het starten van een zorgboerderij met enkele dieren.

De locaties zullen een aantekening krijgen in het omgevingsplan en er zal een nieuwe bestemming moeten worden vastgesteld die past binnen het planologisch kader. Gemeenten worden door het Rijk aangespoord om hieraan mee te werken, een eventuele waardestijging als gevolg van een bestemmingswijziging komt ten goede aan de eigenaar.

Het is dus zeer belangrijk om hier vooraf goed over na te denken.

Zaakbegeleiders

Indien een agrariër meedoet aan de regeling dan krijgt hij indien gewenst op kosten van de overheid een zaakbegeleider toebedeeld. Deze zal hem/haar helpen om de regelingen zo goed mogelijk te benutten en daar waar mogelijk te combineren.

Daarnaast zal hij ook bij de gemeente meehelpen duwen om de nieuwe activiteit vergund te krijgen. De overheid heeft in dit kader geleerd van de aanpak met betrekking tot de bevingsschade in Groningen. Daar werden de deelnemers aan hun lot over gelaten.

Verschillen tussen de regelingen

De verschillen tussen de regelingen zijn in beeld gebracht in deze afbeeldingen:

Conclusie

Een ondernemersplan is de belangrijkste basis voor de keuze om deel te nemen aan de Lbv-plus of Lbv regeling.

Wil je door als boer in dezelfde sector? Wacht dan op de verplaatsingsregeling.

Heb je geen opvolger of kun je je ondernemerschap ook in een andere sector kwijt? Dan is het zeer de moeite waard om uit te zoeken of het voor jouw bedrijf interessant is om mee te doen. De regeling is voor deze groep agrariërs naar mijn mening goed en biedt direct perspectief op iets nieuws.

Belangrijk is om je goed bij te laten staan bij de keuzes die gemaakt worden. De keuzen die aan de voorkant gemaakt worden bepalen voor een groot deel de uitkomst.

Boeren, denk om uw latente ruimte!

De Nederlandse overheid zoekt op alle mogelijke manieren naar een oplossing om uit de huidige stikstofimpasse te komen. Dat moet om nieuwe plannen en projecten weer ruimte te geven, PAS-melders te kunnen legaliseren, woningen te bouwen, de energietransitie te kunnen voortzetten en ook om wegen te kunnen aanleggen of verleggen.

Latente ruimte

Eén van de mogelijkheden om ruimte te maken is het intrekken van latente ruimte in vergunningen. De definitie hiervan leek heel lang duidelijk. Latente ruimte was het deel van de natuurtoestemming dat niet gebruikt werd door het bedrijf omdat de stalruimte nooit gebouwd is of de geplande uitbreiding van de fabriek nooit gerealiseerd is.

Een voorbeeld hiervan is een melkveebedrijf met een Nb-vergunning voor 120 melkkoeien waarbij er stalruimte is voor 100 melkkoeien. De ruimte in de vergunning om 20 koeien meer te houden, is de latente ruimte.

Bovengenoemde ruimte wil de overheid al langere tijd inperken. In mijn ogen is dat ook een passende methode om de PAS-melders te helpen. De natuur schiet er echter niets mee op. De ruimte werd immers niet gebruikt. Om die reden ben ik ook van mening dat je met deze ruimte alleen PAS-melders kunt helpen. Die gebruiken de toegekende ruimte wel en hebben altijd naar eer en geweten gehandeld.

Bedrijfsmatige ruimte

Als je op dit moment wilt salderen met een vergunning waarin latente ruimte zit, kun je op basis van de beleidsregels van alle provincies, alleen salderen met de planologisch toegestane en feitelijk aanwezige stalcapaciteit. De latente ruimte moet je in dit geval dus al direct intrekken. Ook dat lijkt me terecht en wordt in de praktijk ook zo toegepast.

De overheid wil nu echter een stap verder gaan in het inperken van de ruimte en zal naar mijn verwachting de definitie van latente ruimte gaan aanpassen. Deze aanpassing krijgt tot nu toe weinig aandacht, maar kan op bedrijfsniveau een forse impact krijgen.

De aanpassing werd tussen de regels door al aangekondigd in de brief van de minister van 25 november 2022. Hierin kondigt de minister aan dat intern salderen vergunningsplichtig wordt en ook dat ze natuurvergunningen gaat actualiseren.

In de brief neemt de minister een voorschot op het begrip ‘bedrijfsmatige ruimte’. Deze ruimte betreft de daadwerkelijke emissie die een bedrijf heeft op basis van bijvoorbeeld de stallijsten. Waar hebben we deze methode eerder gezien? Bij de invoering van het fosfaatrechtenstelsel! Nu weet ik echt wel dat dit om heel andere regelgeving ging en deze maatregel gericht was op één sector, maar er zijn wel genoeg parallellen te trekken.

In de internetconsultatie van het ‘Wetsvoorstel tot wijziging omgevingswaarde stikstofdepositie 2030 en vergunningplicht o.a. intern salderen’ komt het begrip ‘bedrijfsmatige ruimte’ terug in de memorie van toelichting op pagina 17.

De hier opgeworpen definitie luidt als volgt:
‘Wanneer een project minder stikstofuitstoot en -depositie veroorzaakt dan op basis van de natuurvergunning is toegestaan, dan is sprake van ongebruikte ruimte. In bepaalde gevallen is dit inherent aan de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld wanneer een bedrijf een onregelmatige bedrijfscyclus heeft, inspeelt op seizoenseffecten of in opbouw is. Deze ademruimte in de vergunning is voor veel bedrijven noodzakelijk en kan worden gedefinieerd als bedrijfsmatige ruimte. De ongebruikte ruimte in een natuurvergunning die niet inherent is aan de bedrijfsvoering, is latente ruimte. Latente ruimte kan op verschillende manieren ontstaan, bijvoorbeeld door strengere milieueisen, de toepassing van schonere technieken of wanneer bedrijfsplannen in de loop van de tijd veranderen.’

Gevolgen voor toekomstperspectief

Hierin schuilt een gevaar voor met name de melkveehouder die als gevolg van de invoering van het fosfaatrechtenstelsel de stalcapaciteit nog niet volledig benut.

In veel gevallen wil de bank de aankoop van fosfaatrechten om haar moverende reden niet financieren of is het bedrijfseconomisch gezien onverstandig om fosfaatrechten te kopen. Hierdoor kan het zo zijn dat de stal sinds de invoering van het fosfaatrechtenstelsel niet volledig benut is en er dus sprake is van ‘latente’ ruimte. De latente ruimte is dan het verschil tussen de vergunde ruimte en de bedrijfsmatige ruimte.

Concreet betekent het, dat de situatie kan ontstaan waarbij een melkveehouder een stal heeft gebouwd voor 120 melkkoeien (feitelijk aanwezige stalcapaciteit), er door de beperking in het aantal fosfaatrechten, 100 melkkoeien (bedrijfsmatige ruimte) gehouden heeft en hierdoor zijn vergunningsruimte verliest voor het optimaal benutten van de stal. Dit kan voor het toekomstperspectief van dit bedrijf grote gevolgen hebben.

Advies

Gelukkig is er een escape voor deze bedrijven. De overheid gaat de vergunning pas actualiseren op het moment dat een initiatiefnemer aanpassingen aan zijn bedrijf wil doen. Voor de veehouders in onder andere Noord-Brabant komt dit moment al snel.

Dus daarom mijn advies: Boeren, denk om uw latente ruimte en zorg dat uw stal volledig benut is voordat u een vergunningsaanvraag doet voor het aanpassen van uw stallen.

Wat wel kan – volgens Remkes

Het op 5 oktober 2022 verschenen adviesrapport van Johan Remkes draagt de uitnodigende titel: Wat wel kan, uit de impasse en een aanzet voor perspectief”.

Dat klinkt al heel anders dan de eerder verschenen rapporten en de teksten die regelmatig door onze gekozen politici worden gebruikt. Het rapport is een langverwachte visie op de stikstofimpasse en onder andere een resultaat van het overleg tussen Remkes, overheden, agrariërs, natuurorganisaties, juristen, economen en het bedrijfsleven.

Wijzigingen in rapport Remkes

Dan naar de inhoud. Het rapport borduurt voort op de eerder uitgezette lijnen met betrekking tot stikstofreductie maar bevat een aantal belangrijke wijzigingen:

  • Remkes houdt vast aan een reductie van 50% per 2030 maar niet overal is dit meer een harde deadline. Er moet ruimte komen voor maatwerk.
  • Het voorstel is om 500 tot 600 “piekbelasters” binnen een jaar te laten stoppen of in ieder geval de emissies te laten beëindigen.
  • De overheid moet alternatieven ondersteunen die op deze locaties tot gegarandeerde reducties leiden binnen een jaar.
  • Gedwongen uitkoop moet volgens Remkes in uiterste gevallen een optie worden om het resultaat te kunnen bereiken.
  • Niet alleen agrarische bedrijven vallen onder de piekbelasters. Ook andere sectoren moeten bijdragen.
  • Focus ligt op perspectief. Piekbelasters moeten de mogelijkheid krijgen om elders verder te gaan of een ander bedrijfsmodel te realiseren op dezelfde plaats.
  • Niet langer is de Kritische Depositie Waarde (KDW) heilig. Het moet gaan om de daadwerkelijke staat van de natuur.
  • De inmiddels beruchte kaart met stikstofreducties gaat van tafel.
  • Er komt ruimte voor tussentijdse evaluaties in 2025 en 2028.

Uitgangspunt is nu perspectief in plaats van kille cijfers

Persoonlijk vind ik de nieuwe/aangepaste visie van Remkes een hele goede stap om de impasse te doorbreken. Er moet iets gebeuren en het kan niet anders dan dat er bedrijven moeten worden verplaatst vanuit de gevoelige gebieden.

Positief is dat het uitgangspunt is gewijzigd naar perspectief en de daadwerkelijke staat van de natuur en niet alleen over kille rekenmethodes gaat. Voor de duidelijkheid: deze rekenmethoden via het programma AERIUS blijven. Dat is ook nodig omdat er anders geen effecten berekend kunnen worden en dus ook geen nieuwe vergunningen kunnen worden verleend.

Gedwongen uitkoop/opkoop sleutel tot oplossen impasse

De reacties op het rapport zijn vanuit alle richtingen overwegend positief en dat is een compliment voor Remkes.

Een groot bezwaar vanuit de agrarische sector is de door Remkes genoemde mogelijkheid tot gedwongen uitkoop voor “piekbelasters”. Met respect voor de emoties van de ondernemers die het betreft, denk ik dat hier juist de sleutel ligt tot het oplossen van de impasse. Dit standpunt wil ik graag toelichten.

Meer mogelijkheden tot compensatie

Gedwongen uitkoop/opkoop. Dit klinkt onprettig en het is eigenlijk iets dat niemand wil. Zeker niet in Nederland. Puur kijkend naar rationele argumenten, dan geeft het de overheid én de ondernemer wel veel meer mogelijkheden tot compensatie van de financiële nadelen.

De huidige vrijwillige regelingen bieden door de Europese staatssteunregels alleen maar een compensatie voor het verlies van de marktwaarde van het onroerend goed en eventuele productierechten. Dat wordt anders op het moment dat er in het kader van algemeen maatschappelijk belang gedwongen kan worden uitgekocht of gestaakt. De overheid heeft op dat moment de mogelijkheid om de desbetreffende ondernemer volledig schadeloos te stellen. Dan kunnen dus óók de inkomensschade, kosten voor bedrijfsverplaatsing en andere bijkomende schade worden vergoed. In financieel opzicht levert dit een veel ruimhartiger vergoeding op.

Gedwongen uitkoop/opkoop is geen onteigening

Gedwongen uitkoop/opkoop is daarbij niet hetzelfde als onteigening. Onteigening is een ultimum remedium en kan alleen worden ingezet indien de overheid er niet in slaagt om de benodigde onroerende zaken minnelijk te verwerven. Deze stok achter de deur is wel nodig voor de overheid om in het minnelijk overleg te kunnen vergoeden op basis van volledige schadeloosstelling. De overheid moet kunnen aantonen dat er een noodzaak is om de grond of het gebouw te verwerven voor het algemeen belang.

Dit brengt mij weer terug bij het advies van Remkes aan het kabinet om zo snel mogelijk in Brussel te gaan praten om het maatschappelijk belang te beargumenteren voor een vergoeding op basis van een volledige schadeloosstelling.

De gelijkenis in de kranten met een grote zak geld is naar mijn mening onjuist. Het zal inderdaad gaan om veel geld maar het is nodig om de financiële schade voor de ondernemers te vergoeden. De opdracht aan het kabinet is ook om deze beeldvorming nadrukkelijk bij te stellen.

Begrip voor emoties

Bovenstaande uiteenzetting gaat voorbij aan de emotionele aspecten van het staken of verplaatsen van bedrijven.

Mocht de overheid de mogelijkheid krijgen tot een gedwongen staking of uitkoop, dan moet niet alleen de overheid maar ook de maatschappij begrip hebben voor de emotionele gevolgen van deze keuze en perspectief bieden voor een vervolg van het ondernemerschap. Dat is uiteindelijk veel belangrijker dan geld.

Stikstof en gebiedsontwikkeling: hoe kan het wel?

Dagelijks staan de kranten vol met artikelen over de stikstofcrisis. De aanleg van wegen loopt vertraging op, de industrie kan niet verder, er is sprake van vergaande maatregelen in de agrarische sector en er kunnen geen woningen worden gebouwd. Dit resulteert in een woningcrisis en agrariërs die, in mijn ogen zeer terecht, boos zijn.

In deze artikelen mis ik vaak de nuance. Er zijn namelijk ook zaken die, door goede samenwerking, wél kunnen.

Zo is er op 30 juni 2022, of eigenlijk op 1 juli 2022, in de gemeente Katwijk iets bijzonders gebeurd. Na 20 jaar plannen en de nodige onenigheid is het dan eindelijk gelukt: de gemeente Katwijk heeft het bestemmingsplan voor de gebiedsontwikkeling Valkenhorst vastgesteld. Een gebiedsontwikkeling die plaats biedt aan 5600 woningen, gelegen pal tegen de duinen.

Ik hoor u denken, is dat geen Natura 2000-gebied dan? Jazeker wel en ook nog één die stikstofgevoelig is. De gemeente verdient in mijn ogen een groot compliment, want ondanks de moeilijke discussies tussen de besturen van twee overheidsorganen (gemeente en RVB) hebben de uitvoerende organisaties steeds weer de verbinding gezocht en elkaar gevonden. In het bijzonder op het complexe onderwerp stikstof. Hier kwamen alle disciplines bij elkaar. Milieudeskundigen, juristen, advocaten, gebiedsontwikkelaars, een rentmeester, agrariërs en natuurlijk het RVB en de gemeente Katwijk.

Er is uitgegaan van de vraag: wat kan er wel? En nog belangrijker, hoe kan iedereen hier winnen: de natuur, de agrariërs maar ook de maatschappij. Die is immers gebaat bij het ontwikkelen van veel betaalbare huizen. In het eerste deelplan dat wordt ontwikkeld door BPD Ontwikkeling komen deze huizen er dan ook.

Stikstofberekening

Om de complexe stikstofberekening te kunnen maken is allereerst van belang wat de referentiesituatie is. In dit geval bestaat deze vooral uit de aanwezige emissies van agrarische bedrijven die binnen het plangebied liggen.

Daarnaast zijn emissies meegenomen uit de huidige activiteit in het hangaar gebied. Dit is van belang omdat hierdoor intern gesaldeerd kan worden. Doordat deze bedrijven en activiteiten met zekerheid beëindigd worden door het ontwikkelen van woningen, kan deze emissie worden ingezet voor saldering met de uitstoot in de bouwfase en de gebruiksfase van de woningen.

Om de natuur extra te compenseren wordt er straks bovendien gebruik gemaakt van emissiearm bouwmaterieel. Hierdoor wordt er in deze aanvraag geen gebruik gemaakt van de momenteel beschikbare vrijstelling in de wet Stikstofreductie en Natuurverbetering.

Het resultaat is dat er na realisering van het nu vastgestelde plan 5600 nieuwe woningen komen, de natuur er op grote delen fors op vooruit gaat en, in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan uiterst belangrijk, nergens op achteruit gaat.

Samenwerken

Naar mijn mening is dit project een voorbeeld van hoe het ook in de rest van het land zou kunnen werken op het gebied van stikstof. Door onderling overleg, luisteren naar elkaars belangen en wensen en het bieden van perspectief voor alle betrokkenen, hebben alle partijen samengewerkt en ontstaat er een win-winsituatie.

Vervolg

Met het vaststellen van het bestemmingsplan wordt een belangrijke stap gezet naar de realisatie van het plan.

Het besluit staat nu open voor beroep. Verschillende milieuorganisaties hebben al aangekondigd, zonder het rapport te kennen, in beroep te zullen gaan. Het is belangrijk dat deze organisaties er zijn en het is goed dat er een mogelijkheid is om in beroep te gaan. Ik roep de organisaties wel op om goed naar het rapport te kijken en ook te beoordelen hoe de natuur er door dit plan op vooruit gaat. Indien het plan er namelijk niet komt, zullen de overige emissies voorlopig nog blijven bestaan en wordt er geen milieuwinst behaald. In dat geval zijn er alleen maar verliezers.

RES: kansen voor hernieuwbare energie

Kansen voor hernieuwbare energie op basis van de RES

Nederland heeft in het klimaatakkoord de ambitie vastgelegd om in 2050 volledig CO2-neutraal te zijn. Dit betekent dat de aankomende jaren de stap moet worden gemaakt naar alternatieve energiebronnen zoals wind, zon en water.

De urgentie om alternatieve energiebronnen te ontwikkelen neemt toe. Niet alleen door gestelde klimaatdoelen, maar ook door afhankelijkheden en economische overwegingen. Denk hierbij aan de onzekerheden over de gaslevering en aan de prijsstijgingen van andere fossiele brandstoffen.

Verschillende politieke partijen zetten het thema energietransitie hoog op de agenda waardoor wij verwachten dat er een versnelling zal komen in de energietransitie. Een belangrijke randvoorwaarde hiervoor is, dat er voldoende tempo gemaakt kan worden met de verzwaring van het elektriciteitsnet. Dit lijkt op dit moment de meest beperkende factor.

Nationaal Programma RES

Om in 2030 50% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990, heeft de overheid het Nationaal Programma RES gestart. Hierbij is Nederland verdeeld in 30 regio’s. Iedere regio heeft een eigen plan gemaakt om haar bijdrage te leveren aan het totaal.

In deze Regionale Energie Strategieën zijn zoekgebieden aangegeven waarbinnen initiatieven mogelijk gemaakt kunnen worden mits er voldoende draagvlak is voor de initiatieven.

Een zonnepark of windpark op uw grond?

Wellicht ligt uw eigendom in één van de zoekgebieden en zijn er kansen om bij te dragen aan de energietransitie. De keuze om uw bezit wel of niet in te zetten ten behoeve van alternatieve energie is afhankelijk van uw persoonlijke situatie.

U wordt als grondeigenaar wellicht ook regelmatig benaderd door verschillende ontwikkelaars van zonneparken of windparken. Soms worden grondeigenaren zelfs door meerdere partijen tegelijk benaderd. Vaak wordt hierbij gewerkt met optiecontracten.

Bij de keuze om hier wel of niet mee in zee te gaan komen onder andere de volgende onderwerpen naar voren:

  • Welke partij is betrouwbaar?
  • Wat is een realistische vergoeding?
  • Welke voorwaarden worden gesteld?
  • Hoe stel ik mijn belangen veilig?
  • Hoe ga ik om met een pachter indien mijn grond verpacht is?
  • Wat gebeurt er met de kwaliteit van mijn gronden?
  • Welke bestemming krijgt de grond?
  • Wat is de waarde van mijn grond op het moment dat er een zonnepark op staat?
  • Welke fiscale consequenties heeft een overeenkomst voor mij?

Overwater Rentmeesterskantoor kan u helpen bij het maken van de juiste keuzes en het sluiten van het contract waarbij uw belangen voorop staan.

Hierbij kunt u denken aan:

  • het doen van onderzoek naar de kansen voor uw bezit;
  • het beoordelen of opstellen van opstalovereenkomsten;
  • het beoordelen van optieovereenkomsten;
  • het selecteren van de juiste partner;
  • advies over de hoogte van de vergoeding;
  • het taxeren van de grond voor en na realisatie;
  • advies over zakelijk recht overeenkomsten;
  • advies over schadeloosstelling.

Mocht u vragen hebben over uw persoonlijke situatie binnen de RES, neemt u dan contact met ons op. Goed advies betaalt zich uit.

OVTR | Logo RVNR wit
Klijsen taxateurs
Kerkstraat 54
3291 AM Strijen

078-6749494
info@ovtr.nl

Wij zijn telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 17.00 uur.

OVTR | Logo RVNR wit
Klijsen taxateurs